826
in het bezit zijn yan een pas als bovenvermeld, dat is een, die de actueele
dagteekening draagt en waarvan een stuk is afgescheurdvoldoet de
pas niet aan beide voorwaarden, dan is hij niet geldig en moet de houder
worden gearresteerd. Enz.
Toen verzuimd was, het bovenaangehaalde op te nemen in de
hiervoren vermelde Commandementsorder van 4 Februari 1887 No. 21,
werd bij Commandementsorder van 18 Februari d, a. v. No. 82
bepaald
In de Commandementsorder dd. 4 Februari 1887 No. 21 wordt onder
het hoofd Consignes in de voorlaatste alinea de volgende wijziging gebracht:
Rijst, ketan, gedroogde visch, gezouten visch, zout, petroleum en tabak
mogen niet worden vervoerd door Atjehers dan gedekt door een pas.
Yoor rijst tot geene grootere hoeveelheid dan '/4 kati is echter geen pas
noodig.
Om te voorkomen, dat misbruik wordt gemaakt van de voor het vervoer
van bovengenoemde artikelen af te geven licentiën (passen) wordt het
volgende bepaald
Enz. (gelijkluidend met de 2e, 3e en 4e alinea der Commandementsorder
van 15 Februari 1887 No. 30).
Bij Indisch Staatsblad van 1888 No. 38 werd den Gouverneur
van Atjeh en Onderhoorigheden de bevoegdheid verleend om allen
in- en uitvoer in de door hem aan te wijzen staatjes ter Westkust
van Atjeh te verbieden. Yan die bevoegdheid werd in Februari en
Maart van dat jaar gebruik gemaakt. Bij Staatsblad van 1888
No. 195 werd den Gouverneur voornoemd de bevoegdheid verleend
om allen in- en uitvoer in de door hem aan te wijzen staatjes ter
Noordkust van Atjeh te verbieden. Van die bevoegdheid werd in
December van dat jaar gebruik gemaakt om allen in- en uitvoer van
Batoe Poetih tot den westelijken oever van Koewala Merdoe te ver
bieden. Yan 1889 tot 1890 werd de sluiting der Noord- en der
Westkust van Atjeh voor allen in-en uitvoer gehandhaafd en het
gesloten gebied geleidelijk uitgebreid.
Bij Staatsblad van 1890 No. 221 werd, ten einde het verbod van
in- en uitvoer in eenige staatjes ter Noordkust van Atjeh beter doe!
te doen treffen, alle vervoer van goederen van het gebied binnen de
postenliuie in Groot-Atjeh naar het gebied daarbuiten verboden.
Evenzoo werd dat vervoer, boven een door den Gouverneur van Atjeh