827
en Onderboorigheden nader vast te stellen hoeveelheid, verboden van
Olehleh en Kota Radja naar de overige plaatsen binnen de posten-
linie anders dan op eene vergunning, af te geven door de daar
toe door den Gouverneur aan te wijzen personen. In bijzondere
gevallen kon door den Gouverneur vergunning worden verleend
van bovenvermelde verbodsbepalingen af te wijken. Voor het
vervoer van goederen per stoomtram tusschen Olehleh en Kota
Radja was geen vergunning noodig. Overtreding van het ver
bod werd gestraft met eene geldboete van 100 tot f 1000 en
verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen. Poging tot over
treding was strafbaar met dezelfde straf als op de overtreding was
gesteld. Als schuldig aan de overtreding of aan de poging daartoe
werden behalve de vervoerders aangemerkt de eigenaren van de ver
voerde goederen, alsmede de begeleiders van het transport. De op
gelegde en voldane geldboeten en de geldswaarde der aangehaalde
en verbeurd verklaarde goederen, geschat door een daartoe aan te
wijzen ambtenaar of beambte, moesten ten spoedigste worden uit
gekeerd
a. aan den aanbrenger of de aanbrengers3/7
b. aan den aanhaler of de aanhalers2/7
c. aan allen, die tot het ontdekken van de overtreding en het
doen van de aanhaling hebben medegewerkt1/7
blijvende1/7
beschikbaar ten einde daaruit, zoo noodig, door den Gouver
neur van Atjeh en Onderhoorigheden buitengewone beloonin
gen toegekend kunnen worden aan zoodanige ambtenaren
en beambten, die zich bij de ontdekking van de overtreding
bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt.
Een ieder, die in meer dan één categorie is werkzaam geweest, heeft
aanspraak op aandeel uit elke, waarin hij zijne diensten heeft verleend.
De verdeeling tusschen meerdere aanbrengers, aanhalers of andere deel-
gerechtigden geschiedt door den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorig
heden, naar gelang van ieders verdiensten.
Aandeelen, waarop niemand aanspraak heeft, komen ten bate van den
Lande.
Bij Commandementsorder van 28 October 1890 No. 229 bepaalde de
Gouverneur, dat door een volwassen persoon zonder pas mocht, worden
vervoerd