830
De kust te isoleeren van het buitenland noemt men afsluiting der
kust voor den handel, den in-en uitvoer of kortweg sluiting. Strikt
genomen kan men alleen de kust blokkeeren van een land, waarmede
men in oorlog is. Wanneer men zijn eigen kustgebied wil blokkeeren,
noemt men zoodanige haudeiing eene politioneele blokkade of sluiting
Zoo was de sluiting van het Atjehsche kustgebied na April 1873
eene blokkade en werd die na Juli 1884 eene politioneele blokkade
die van 1886, 1887, 1888 en 1889 tot 1892 eenvoudig sluiting
genoemd, ofschoon zelfs marine-autoriteiten alle sluitingen van de
Atjehschë kust ook na Februari 1874 (toen Atjeh en Onderhoorig-
heden verklaard werd, deel uit te maken van het Nederlandsch gebie d
in Indië) blokkade hebben genoemd. (1)
De meeste sluitingen der kust van Atjeh gingen gepaard met hef
verbod tot vischvangstwel te verstaan de vischvangst in open zee
met netten in prauwen, niet de vischvangst langs het strand (van
den vasten wal). Bij Indisch Staatsblad van 1890 N°. 103 achtte
de Gouverneur-Generaal het noodig, tot krachtiger handhaving van
het verbod van in- en uitvoer in eenige staatjes ter West- en ter
Noord- en Oostkust van Atjeh en Onderhoorigheden, „alle vischvangst"
te verbieden langs de kust der staatjes, door den Gouverneur van
dat gewest, krachtens de hem bij de Staatsbladen van 1888 Nos. 33
en 195 verleende bevoegdheid, aangewezen als voor allen in-en uitvoer
gesloten.
Art. 2. Prauwen met netten of andere vischtuigen, welke op zee
binnen het gesloten gedeelte worden aangetroffen, worden beschouwd
als tot de in art. 1 verboden vischvangst te zijn uitgegaan en de op
varenden, als gepoogd te hebben het verbod tot vischvangst te overtreden.
Art. 3. Overtreding van het verbod tot vischvangst wordt gestraft
met eene geldboete van f 1 tot f 100 en verbeurdverklaring van de
prauw met de netten of andere vischtuigen, alsook van alle zich in de
prauw bevindende voorwerpen.
Art. 4. Poging tot overtreding van het verbod is strafbaar met de
zelfde straffen als op de overtreding zijn gesteld.
Art. 5. Als schuldig aan de overtreding of aan de poging tot over-
(1) Zie: C. Veeede, „Over eene afsluiting van Atjeh," Algemeen Handelsblad 1896,
18 en 19 September.