832
volking heeft er al het onaangename van gevoeld, zoodat de Gou
verneur-Generaal bij Staatsblad van 1890 No. 232 bepaalde, dat de
Gouverneur vau Aijeh en Onderhoorigheden ten aanzien van een
of meer kuststaatjes vergunning kan verleenen om van het verbod
tot vischvaugst of te wijken. Door het voortdurend beletten van
de visohvangst, door het aanhoudend jacht maken op of ver
nielen van prauwen of netten van den kleinen man voor
sommige kuststaatjes heeft de sluiting der kust jaren geduurd'
hetgeen een ongehoord feit in de geschiedenis is en door
het meer dan eens beschieten van strandkampong's en huizen was
die sluiting voor de bevolking eene langdurige en wreede plagerij, die
geene onderwerping, maar eene heftige verbittering van haar tenge
volge had. Aldus schreef een zeeofficier, gewezen commandant van
een der oorlogsschepen bij de blokkade van Januari 1889 tot Juli
1892, zonder er het bestuur een verwijt van te maken, dat het de
vischvaugst niet ernstig kon of wilde beletten, dat eene bepaling als
die in Staatsblad van 1890 No. 232 in het leven moest worden
geroepen, omdat politieke belangen (die alleen ter beoordeeling van
het hoogste gezag staan) de afwijking vau het bepaalde bij Staatsblad
van 1890 No. 103 konden vorderen, zooals b. v. met Teloq Sema-
weh het geval was, het laatste kuststaatje, dat, wegens smok
kelarij op groote schaal, moest gesloten worden, doch waaraan daarna
faciliteiten ten aanzien van de niet opvolging der bepalingen in laatst
genoemd Staatsblad werden gegeven, als belooning voor het tegengaan
van den smokkelhandel. Het bestuur dacht, zooals de Gouverneur-
Generaal van Lansberge aan den toenmaligen Gouverneur van Atjeh
en Onderhoorigheden had geschreven, dat eene sluiting der kust met
daaraan verbonden verbod tot vischvangst „op den duur" in strijd
met ons belang is. Het militair iégime is, zeide die opperlandvoogd,
te licht geneigd, alle Atjehers voortdurend als rebellen te beschou
wen, tegen wie met wantrouwen en gestrengheid opgetreden moet
worden; doch z. i. leidde zoodanige gedragslijn, tegenover een volk
als het Atjehsche, nimmer tot de pacificatie.
Kan eene blokkade nimmer tot de pacificatie leiden? Zeker kan
zij dat, in verband met andere maatregelen. Wat kan de strekking
E. Kempe, „De Atjeh-blokkade mislukt. Eene critiek en eene waaiBohuwing."