842
Koewala Batoe, een kuststaatje op de Westkust, had zich reeds
vóór 1877 aan ons gezag onderworpen, maar in dit jaar aan zeeroof
schuldig gemaakt en toen het hoofd na herhaalde aanmaning in ge
breke bleef, de geroofde goederen uit te leveren of eenige andere
voldoening te geven en elke aanraking met onze ambtenaren vermeed,
werd dit staatje voor den uitvoer van peper gesloten. Deze sluiting
werd eerst in 1881 opgeheven.
In Maart 1878 werd de blokkade langs de Noord westkust (Zuide
lijke nederzettingen van Groot-Atjeh) opgeheven.
In 1878, na de hervatting der operatiën in de XXII moekims,
liet de Gouverneur van Atjeh alle havens in dat gewest, met uitzon
dering van Olehleh en Edi, voor den invoerhandel sluiten, maar de Gou
verneur-Generaal wilde dezen maatregel niet goedkeuren en gelastte
in Februari 1879 dien maatregel onverwijld in te trekken doch toen
daarop de operatiën in de XXVI moekim's begonnen waren, deed
de Gouverneur van Atjeh ten tweeden male die havens sluiten en
gaf daarvan in Juli van dat jaar aan den Gouverneur-Generaal ken
nis, die in den maatregel berustte „onder uitdrukkelijk voorbehoud,
dat daaraan het karakter van een zeer tijdelijken oorlogsmaatregel
niet mocht worden ontnomen."
De scheepsmacht in de wateren van Atjeh bestond in het begin
van 1879 uit 11, in 'c begin van 1880 uit slechts 8 bodems.
In 1880 werden tengevolge van de onlusten in Samalangan (Batoe
Iliq) de koewala's Samalangan, Olim en Djangka Boeja voor allen
in- en uitvoer gesloten. Deze maatregel werd tot het kustgebied
tusschen Merdoe en Pasangan uitgebreid. In hetzelfde jaar werden
bij wijze van dwangmiddel de Arakoendoer- en Simpang Olimrivieren
voor den uitvoer van peper en pinang gesloten.
In 1881 werd de bekruising van de kust, tot tegengang van
zeeroof en sluikhandel in ootlogscontrabande, en de handhaving van
het tijdelijk verbod van in- en uitvoer (waar deze nog noodig mocht
zijn) aan 4 oorlogsschepen opgedragen. Na Januari 1881 waren
geene kustgedeelten meer voor den handel gesloten en kon men, met
het oog op deze geringe sterkte der scheepsmacht in de wateren van
Atjeh, zeggen, dat de blokkade van 1873 geëindigd was.
Nadat in 1884 besloten was tot het innemen eener geconcentreerde