843
stelling in Groot-Atjeh, bepaalde de Gouverneur-Generaal, dat de kusten
van het voormalig rijk van Atjeh „voor zoo veel noodig" zouden
worden geblokkeerd, ten einde de bevolking der kuststaatjes te dwingen
van verder verzet af te zien. Dit kan men lezen in het Indisch
Staatsblad van 1884 No. 105, ofschoon eene strenge blokkade in
de officieele stukken politioneele blokhacle genoemd zoowel in de
bedoeling van den Gouverneur-Generaal als in die van den Minister
van Koloniën lag voor het geheele kustgebied van Atjeh, van Tamiang
tot Troemon. Voor zoodanige volkomen sluiting der Atjehsche kust
werd de in 1884 in de wateren vaa Atjeh aanwezige scheepsmacht
aanzienlijk versterkt; maar de Indische regeering eischte geene con
sequente toepassing van het eenmaal door Haar en het Opperbestuur
aangenomen beginsel eener strenge blokkade van het geheele kust
gebied. De toenmalige Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden,
Kolonel Demmeni, was tegen dat beginsel en zoo werd ook deze
blokkade slechts partieel en voor een niet belangrijk gedeelte der
kust toegepast.
Toen zij nog geen jaar had gewerkt, werd deze blokkade bij Staats
blad van 1885 No. 85 opgeheven. De Gouverneur van Atjeh be^
weerde, dat het doel, dat er door beoogd werd, niet te bereiken was.
Dat doei was het bedwingen van het voortdurend verzet in Groot-
Atjeh door het uitoefenen van dwang op de Onderhoorigheden. Zeer
juist antwoordde de Gouverneur-Generaal in laatstgenoemd Staatsblad
op die bewering, dat de partieele blokkade slechts teleurstellingen
kon baren, omdat een groot gedeelte van het kustgebied voor den handel
open bleef. (1) Eerst wanneer de blokkade algemeen ware geweest,
had men kunnen nagaan of zij er toe geleid had, het beoogde doel
te bereiken. Nu ging die bewering van Kolonel Demmeni niet op.
De scheepsmacht in de wateren van Atjeh werd in 1885 weer
tot enkele schepen teruggebracht.
De partieele blokkades of sluitingen der kust, zooals zij na 1886
gewoonlijk genoemd worden, volgden elkander nu op. Den 10en Octo
ber 1886 werden de vischvangst en de Atjehsche prauwvaart verboden
langs de Noordkust van Koewala Segli (die open bleef) tot eu met
(1) De Kustgedeelten, die niet werden geblokkeerd, waren o. m. de Oostkust»
Kertih en Teloq Semaweh.