520
Deze afdeeling wil ik besluiten met een historisch curiosum, dat
aantoont hoe de eerste Nederlanders, de Bataven, 1900 jaar gele
den reeds in den oorlog met succes gebruik gemaakt hebben van
het overzwemmen van rivieren door ruiterij en dat dus het bekende
gezegde „Alles schon dagewesen" ook hier weer ten volle van
toepassing is.
In het jaar 16 n Chr. stond het Romeinsche leger onder Germani-
cus op den linkeroever der Weser tegenover de Germaansche strijders
onder Arminius, welke zich op den andereu oever bevonden.
Germanicus begreep, dat er onder deze omstandigheden aan geen
overtocht te denken viel.
Hij stuurde daarom zijn ruiterij onder Aemilius en Stertinius langs
den linker oever uit, ten einde eene omtrekking te verrichten en
hooger op ergens de Weser te trachten overtegaan.
Dit gelukte alleen aan de Bataafsche ruiterij onder Chariovalda,
welke de rivier, ter plaatse waar de stroom het snelst was, over
trok en daarna met het gewenschte succes den vijand in den rug viel.
Ten slotte wijs ik er op, dat ook in het „zakboekje voor den offi
cier te velde" vele nuttige aanwijzingen voorkomen in de 29a en
29b omtrent het
I Overzwemmen van enkele ruiters in volledige uitrusting.
II van afdeelingen cavalerie in spoed vereischende
gevallen, wanneer vaartuigen en vlotten aan
wezig zijn.
III van idem, als geen spoed vereischt wordt,
IV van idem, wanneer geen overzet middelen voor
handen zijn.
Uit deze gegevens wensch ik naar aanleiding van het hiervoren
meegedeelde een 3-tal punten te bespreken, welke nog al belang
rijk verschillen met andere schrijvers of reglementen.
In de eerste plaats wordt opgegeven, om steeds met gezadeld
paard „in den rijzit" overtezwemmen (voor den enkelen ruiter).
v. Hartmann, Lt. kol. Ort., het Russische en het Engelsche voorschrift
zeggen, dat dit of niet aanteraden of slechts door geoefende ruiters
en paarden uittevoeren is.
De minder geoefenden doen dus beter, om, zoodra het paard grond