893 den kameraadschappeljjken geest, den krijgsmansstand eigen en van de abnegation militaire. Er ligt een verheven tintje in het denkbeeld mannen van dat slag te moeten genezen van de wonden, hun door den vijand toegebracht, van de ziekten, waarmede het Indisch klimaat zoo kwistig den mensch bedeelt. Yan die ziekten weet hij nog wel niets uit eigen ervaring, maar daar niemand het noodig vindt hem daarin te examineeren of te onderrichten, denkt hij, dat het wel gaan zal en „dat immers in Indië alles terecht komt". Deze hoogphilosophische stelling en de raad om toch vooral rijst te eten „omdat dit het voedsel van het land is", gepaard aan de wetenschap, „dat men in Indië niet komt orn vliegen te vangen", vormen al spoedig een trio, waaruit de nieuweling zich eene soort moreele wereldbeschouwing opbouwt. Zijne eerste kennismaking met den Indischen soldaat is veelal niet aangenaam, daar eene zaal vol venerische lijders of eene zaal vol Inlanders met beri-beri aan zijn beleid wordt overgelaten. Door schade en schande wordt hij wijs en leert genoeg kazerne- maleisch om als de collega's zich verstaanbaar uit te drukken tegen over behoorlijk atgeëxerceerde Inlanders (bij niet-afgeëxerceerde Javanen is van verstaan en verstaanbaar maken natuurlijk evenmin sprake als bij andere officieren van het Nederlandsch-Indisch Leger en wordt gebruik gemaakt van tolken in den vorm van ziekenop passers, die wel geen Pransch, Engelsch en Duitsch-verstaan in hunnen conduitestaat hebben, doch in Maleisch en Javaansch ver gevorderd zijn). Hij behoeft volstrekt niet tot de leeperds te behooren om al zeer spoedig tot de overtuiging te geraken, dat de Indische soldaat, al is hij te velde ook nog zoo bruikbaar, in een hospitaal dikwijls een lastige klant is. En hoe langer hij gediend heeft, des te meer leert hij op zijne hoede te zijn. Bedrog grijnst hem aan alle kanten tegen van menschen in den krijg gewond, en van menschen, die van de trap zijn gevallen en hij stelt zich, bij het binnenkomen vaneen lijder in het hospitaal met niet zeer duidelijke verschijnselen, al spoedig de vraag: Waarom komt die man nu eigenlijk in het hos-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 424