906 begrippen wel wat eenzijdig moge geweest zijn, maar die hem toch zoodanig gevormd heeft, dat hij voor het wetenschappelijk dienstvak in ons Indisch leger, ik bedoel den Topographischen dienst, waarin hij van soldaat-opnemer tot luitenant-kolonel, chef van den dienst, op zijne plaats was, voldoende wiskunstig onderlegd bleek te zijn; terwijl hij in den omgang met niet-militairen toonde, dat zijne eerste militaire opleiding op het beginsel was gebaseerd, dat de officier, die met alle standen der maatschappij moet kunnen omgaan, ook op het gebied der humaniora geen vreemdeling mag zijn, Meijer was niet alleen door het aan de Cadettenschool genoten onderwijs, maar ook van huis uit een man van beschaving, die de waarde van kennis zonder beschaving zoo goed wist te peilen in den omgang met som migen, die alleen onclenvijs hadden genoten. Meijer zoude echter zijne militaire loopbaan niet in het Pruisische leger vervolgen. In 1852 vroeg en verkreeg hij zijn ontslag uit den militairen dienst in zijn vaderland om twee jaren later in dienst te treden bij ons Indisch leger. Den 4™ Mei 1854 ging hij eene ver bintenis aan zonder handgeldwaardoor de weg voor hem geopend bleef om eerlang ook bij dat leger den officiersrang te behalen. Ik weet uit deze periode zijns levens niets mede te deelen. Meijer was iemand, die zich zelden over zichzelven uitliet. Toch durf ik te veronderstellen, dat hij véél moet hebben gevoeld, toen hij in laatst genoemd jaar met het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk kennis maakte, maar nog meer, toen hij den 28en October d. a. v. te Batavia aan den Boom voet aan wal zette om twee uren later, met muziek ter hoogte van de Harmonie afgehaald, het kampement van het Depot of het Subsistentenkader te Weltevreden binnen te marcheereu. De Majoor W. A van Rees heeft in zijne „Herinneringen uit de loopbaan vau een Indisch officier" den Nederlander een diepen blik doen slaan in de ruwe school des levens, die daar voor den Indischen landsverdediger een begin nam. Hoeveel geestkracht moet er niet bij den vreemdeling aanwezig zijn geweest, dat hij in den daarop voor hem gevolgden levensstrijd niet moedeloos geworden is, maar zich wist op te werken tot een waardevollen dienaar van den Staat! Geen Nederlander, die met de geschiedenis van Nederlandsch-Indië bekend is, zal dan ook spottend spreken over het vreemdenelement

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 441