915 verbeteringen zag men, dat men met een door een helder verstand geleid practisch man te doen had. Toen Meijer chef van den Topographischen dienst was, werd hij tot directielid van het Bataviaasch genootschap van kun sten en wetenschappen benoemd. Als zoodanig heeft hij, evenals zijne twee opvolgers, het genootschap krachtig gesteund, zoodat Meijer en zijn eerste opvolger bij hunne aftreding tot eereleden van het genootschap werden benoemdeene onderscheiding, die slechts aan weinigen is verleend. Gedurende den tijd, dat Meijer lid van de directie was, werd het plan ontworpen om met behulp van door de besturende ambtenaren te verstrekken gegevens eene nieuwe uitgave samen te stellen van het bekende werk van Dr. J. J. de Hollander over de land- en volkenkunde van Ned.-Indië Meijer had /ijne bijdrage toegezegd voor de topographie van Java en Ma- doera en die beloofd in te dienen tegen het tweede kwartaal van 1890. De medewerking der ambtenaren van het binnenlandsch be stuur liet echter veel te wenschen over, waardoor de directie van het genootschap, na breedvoerige discussie in hare vergadering van 7 Januari 1890, tot het besluit kwam te verklaren, dat het materiaal, verkregen tot verbetering van het werk van Dr J. J. de Hollander, niet aan de vorwachtingen had beantwoord, zoodat de directie zich verder moest onttrekken aan de vorwezenljjking van het voornemen om tot eene verbeterde uitgave mede te werken. Ook de dood van Dr. de Hollander had tot dit besluit aanleiding gegeven. De directie bood het ontvangen materiaal door tusschenkomst van den directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid aan de Indische regeering aan, die wellicht termen zou vinden, dat materiaal langs offieieelen weg te doen aanvullen en van harentwege te doen dienen voor de bewerking van een nieuw leerboek over de ethnographie van Ned.- Indië dan wel het op andere wijze aan de wetenschap dienstbaar te maken. Yan dit besluit werd aan Meijer mededeeling ge daan, die zijne bijdrage, voorzoover mij bekend, in portefeuille heeft gehouden. De Indische regeering schijnt het door het Bataviaasch genootschap ontvangen materiaal aan den Heer van Eek te Breda gegeven te hebben, die eene nieuwe uitgave van het werk van de Hollander bezorgd heeft, die echter nog niet is, wat zij moet zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 450