931
ilea vijands naar onze posten of wegen, veiligheidshalve, noodzakelijk
werd. In Augustus 1884 werd door den Gouverneur-Generaal be
sloten, in Groot-Atjeh door onze troepenmacht eene geconcentreerde
stelling te doen innemen. Toen deze stelling in Maart 1885 inge
nomen was, bepaalde de Commandart van het Indische leger, dat
als gevolg van het innemen dier stelling onze daarin gelegerde
troepenmacht ook consequent eene zuiver defensieve en uitsluitend
sfwachtende houding moest aannemen, die geene optreding tegen den
vijand noch met troepen ncch door middel van artillerievuur toeliet,
zoolang de vijand zich buiten den afstand van 1000 M. van onze
postenlinie verwijderd hield. De Gouverneur van Atjeh bepaalde
als gevolg van dezen last o. m. dat voortaan niet meer gevuurd
mocht worden op hetgeen aan den rand van de onze postenlinie
omringende 1000 M. breede schoongekapte terreinstrook grensde
en daarachter gelegen of aanwezig was. Bij Oommandementsorder
van 10 September 1890 No. 189 werd bepaald:
Op grond van den sedert zoo veranderden toestand wordt de Nota dd.
2 7 Mei 1884 Geheim ingetrokken en medegedeeld, dat de linie- en postcom-
mandanten gerechtigd zijn tot al die offensieve handelingen, welke strekken
kunnen, den vijand nadeel toe te brengen, zonder zich daarbij echter aan
verliezen te mogen blootstellen, welke niet in goede verhouding staan tot
het te verkrijgen succes.
Dit offensief optreden mag zich te Groot-Atjeh echter niet verder uit
strekken dan tot aan den buitenrand van de zoogenaamde vrije strook
van 1000 M. breedte rondom onze postenlinie en niet ondernomen worden
dan met voorkennis van den liniecommandant en goedvinden van den
Civiel en Militair Gouverneur, terwijl het vooral ten doel moet hebben
beveiliging van de tot het ressort van de posten behoorende spoorbaange
deelten, bescherming van het verkeer langs de ceintuurbaan en waar
noodig ook langs de straalwegen en het beletten van verontrusting van
den post door 'svijands vuur.
Vooral wordt het oordeelkundig leggen van hinderlagen tot bereiking
van dit doel aangewezen.
Bij missive van 4 Juli 1892 No. 1642/13 schreef de Gouverneur
van Atjeh aan de liniecommandanten der geconcentreerde stelling o. a.
Daai het mij gebleken is, dat niet altijd rekening wordt gehouden met