949
beschieten der versterking geene notitie genomen en eerst met het aan
breken van den dag met de tuchtiging een aanvang gemaakt enz.
Deze orders voldeden nier, want in zijne Dota van 21 April 1885
schreef de Gouverneur van Atjeh:
Daar het mij gebleken is, dat de bij nota dd. 28 Maart 1.1. gegeven
voorschriften tot een te groot verbruik van munitie leiden, wordt bij deze,
met wijziging van evengenoemde voorschriften, bepaald, dat wanneer een
post beschoten wordt, alléén deze post vijf granaatschoten zal doen naar
de bewoonde kampong's, die in de richting van het vuur gelegen zijn.
Ten opzichte van eene beschieting des nachts wordt verwezen naar
het bij nota dd. 28 Maart 1.1. bepaalde.
Ofschoon de Gouverneur van Atjeh, zooals hierboven gebleken is,
bij zijne Commandementsorder van 6 Mei 1885 No. 84 verbood, in
den vervolge te vuren, „op hetgeen aan den rand van de 1000 M.
breede strook grenst en daarachter gelegen of aanwezig is", gaf hij
niettemin den 30en Mei d, a. v. aan een der postcommandanten de
mondelinge machtiging, van die Commandementsorder at te wijken,
wanneer een vijandelijke kampong, buiten de 1000 M. strook gelegen,
moest worden getuchtigd.
GENIETROEPEN.
Het opruimen van schuilplaatsen voor de guerilla. Den 17en October
1885 schreef de Gouverneur van Atjeh:
Op verschillende plaatsen in de onmiddellijke nabijheid der wegen
worden wederom houtstapels aangetroffen, door Atjehers, binnen de linie
wonende, aangelegd.
Hoewel zulks vermoedelijk niet met kwade bedoelingen geschiedt, kan
daarvan evenwel door kleine vijandelijke benden gebruik worden gemaakt
om onze patrouilles, transporten of enkele voorbijgangers onverwachts
te bespringen.
Om dit te voorkomen wordt als maatregel van veiligheid door mij be
paald, dat geene houtstapels meer mogen worden aangelegd op minder dan
50 M. afstand der wegen en deze stapels voorts geene grootere hoogte en
diepte dan 0.55 0.6 M. mogen hebben.
De postcommandanten worden voor de handhaving dezer bepalingen
binnen hun rayon verantwoordelijk gesteld.