962
op zijn beurt op 15 pas gedekt door den derden ruiter. Als
marschrichting wijst hij voorloopig de galangans aan, die op 50
M. de kampongranden volgen.
Om 6. v. m. zet ook deze patrouille zich op het signaal „het
geheel voorwaarts" in beweging; „nu de oogen naar rechts", roept de
wachtmeester, „en jij, Pyttersen, (de voorste ruiter n. 1.) bijtijds den
rechterarm uitgestrekt, wanneer ge in den rand een weg of voetpad
ziet, dat op de rivier kan uitloopen".
Het voetpad, dat de colonne volgt, loopt vrij dicht langs de randen
van de ondiepe kampongs, daarom niet angstvallig door de kampong
naar de rivier opgerukt en daar wij zoo denkt de wachtmeester
pas in den marsch zijn en de patrouille langs lijn van opmarsch
geen vuur gehad heeft, is het voorloopig nog niet noodig veel
aandacht aan de rivier te wijden, maar is het van meer belang met
eenigen spoed naar voren op te rukken, om de bocht van de rivier,
die volgens den luitenant niet ver weg moet zijn, te pakken te krijgen,
ten einde de aldaar gelegen heuveltjes in tijds te observeeren.
De galangans zijn over het algemeen goed en waar zij niet goed
zijn, even door de sawah gereden; daar waar door de bevolking eene
coupure in de galangan gemaakt is tot doorlating van het water,
is het echter een ware modderpoel, doch wat nood, al zakken de
paarden er voor een oogenblik met de achterhand tot boven de
spronggewrichten iD, met de voorbeenen halen de brave dieren, als
kangoeroes, de achterhand er uit en spoedig is de patrouille er door.
Al heel gauw strekt Pyttersen zijn rechterarm naar rechts en
eenigszins naar voren uit, daar op een honderd passen voor hem
uit, de galangan naar rechts ombuigt, en in een goed voetpad over
gaat, dat toegang tot de kampong geeft.
„Het voetpad in", roept de wachtmeester. Pyttersen, die even zijn
haan spant, gaat in draf over, rijdt naar den ingang, blijft hier een
oogenblikje staan, kijkt scherp uit, ziet even naar achteren om het
teeken voorwaarts te geven, waarop spoedig de patrouille in de kam
pong is.
Ha eenige honderden meters door de kampong, die hier verlaten
schijnt, afgelegd te hebben, ziet de voorste ruiter door het geboomte
heen den stroom, waarop hij onmiddellijk halt houdt en het teeken