EEN EN ANDER OVER DEN RECHTSTOESTAND VAN INDISCHE OFFICIEREN MET VERLOF IN ElIROPA VERTOEVENDE. {Vervolg). II. De vraag of aan Indische officieren met verlof disciplinaire straffen kunnen worden opgelegd, moet ontkennend worden beantwoord. Dat de Minister van Koloniën daartoe niet het recht heeft, werd door den heer Keuchenius bij gelegenheid der beri-beri commissie in het licht gesteld. En dit is ook alleszins verklaarbaar, indien onder disciplinaire straffen verstaan worden die, genoemd in het Reglement van Krijgstucht. Tot het opleggen daarvan zijn uitsluitend bevoegd de militaire chefs der delinquenten, waartoe de Minister van Koloniën zekerlijk niet behoort. Andere autoriteiten in Nederland, aan wie dit recht zou mogen worden toegeschreven, bestaan er evenmin, want de verlofganger is niet onderworpen aan eenigen militairen chef. Mag misschien de Indische militaire autoriteit den verlofganger na zijn terugkeer in Indië disciplinair straffen wegens gedurende den verloftijd begane krijgstuchtelijke overtredingen? Volgens art. 2. R. K., hetwelk aangeeft, dat „ook buiten den dienst" een behoorlijke eerbied voor de krijgstucht moet worden in acht genomen, dus ook gedurende het tijdvak, waarvoor verlof of vrijstelling van dienst werd verleend zeer zeker. Echter de zaak kan ook van een ander stand punt worden beschouwd. Ret R. K. is een onderdeel derNederlandsch- Indische wetgeving en deze is in het algemeen slechts van kracht binnen het grondgebied van Nederlandsch-Indië. Eene wet verbindt alleen dan ingezetenen van Indië, welke buitenslands vertoeven d. z. Indische officieren met verlof o. a. wanneer de wet zulks uitdruk kelijk bepaalt. Waar nu staat geschreven, dat het Indische R. K. ook toepasselijk is op hen, die buiten Indië krijgstuchtelijke over tredingen begaan Zoover mijne nasporingen geleid hebben, nergens; en dan zou het der Indische militaire autoriteit ook niet vergund

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 49