NOGMAALS HET ONDERRICHT IN HET SCHIETEN
BIJ DE BEREDEN ARTILLERIE.
Het is een gewoon verschijnsel, dat verschillende personen over
<een zelfde onderwerp verschillende meeningen hebben, zonder dat
men nu daarom kan zeggen, of de een het weet en de ander niet.
Geen wonder dus, dat indien men in eenig tijdschrift eene bepaalde
opinie voorstaat, het niet aan bestrijders ontbreekt. Wordt dan daarbij
van weerszijden eene critiek geleverd, na eene aandachtige lezing
van hetgeen de tegenhanger had geschreven en verschillende toe
standen met juistheid geschetst, dan leveren de gevoerde replieken
eene niet onaardige bijdrage tot de studie van het onderwerp.
Als zoodanig begroette ik dan ook het opstel van den heer J. U.
van Loon getiteld „De theoretische schietoefeningen der Artillerie,"
waarvan ik bij het opensnijden van het Indisch Militair Tijdschrift
reeds terstond eenig vermoeden kreeg, dat het eene repliek zoude
zijn op een schriftuur van mijne hand, welke in de 2de aflevering
van genoemd tijdschrift voorkwam.
Bij het doorlezen van eerstbedoeld stuk werden wij echter teleurge
steld. Niet omdat de schrijver met ons van meening verschilt, dit zoude
kleingeestig zijn. Bovendien kon het ons niet verrassen eene eenigszins
met onze opinie verschillende repliek te ontmoeten, daar wij van te voren
wisten, dat over het bewuste onderwerp eenig verschil van meening bestaat.
Dit hebben wij trouwens in ons opstel herhaaldelijk laten doorschemeren.
Onze teleurstelling bestond echter hierin, dat er eene repliek ge
leverd werd, waaruit ten duidelijkste bleek, dat de schrijver zich niet
eens de moeite had getroost ons artikel behoorlijk na te lezen en
zich een weinig in te denken in de daarin geleverde betoogen.
Niet om eenig twistgeschrijf uit te lokken, doch uitsluitend in het
belang der onderwerpelijke zaak zullen wij nog eens op het betrekkelijk
onderwerp terugkomen.