531
wezen kennis te nemen van overtredingen, gepleegd door verlof
gangers tijdeus hun verblijf in Europa. Tenzjj men zich mocht
willen beioepen op art. 10. C. W. en aanvoeren, dat, indien de wet
gedoogt dat de militaire strafrechter oordeelt over de delicten,
waartegen het C. W. voorziet, ook al zijn zij buiten Indië begaan, 't
dan ook zeer zeker in de bedoeling moet liggen den disciplinairen
rechter eene analoge bevoegdheid te verleenen ten aanzien van dis
ciplinaire overtredingen.
Zoo schijnt derhalve deze kwestie door het ontbreken van stellige
voorschriften eigenlijk nog eene open vraag.
De tegenwoordige wetgeving op krijgstuchtelijk gebied, die den
verlofganger vrijwaart voor disciplinaire correctie, kan leiden tot de
allerzonderlingste gevallen, zoowel wat betreft de aanrakingen tus-
schen verlofgangers onderling als in hunne verhoudingen tot de mili
tairen der Nederlandsche krijgsmacht. Tot staving het volgende voor
beeld, voor welks juistheid ik insta.
Een verlofganger was gedurende eenigen tijd gedetacheerd geweest
bij eene militaire inrichting. Tijdens die detacheering stond hij natuur
lijk in rechtstoestand volkomen gelijk met officieren van het Neder
landsche leger. Na ommekomst daarvan hield de gelijkstelling op en
herkreeg de verlofganger de vroegere vrijheid om ook krijgstuchtelijk
te misdoen. Wegens bepaalde redenen weigerde hij voortaan den com
mandant der inrichting, zijn vioegeren chef, in het openbaar de
burgerlijke beleefdheid te bewijzen en ging hij dezen zonder groeten
voorbij. Over die bejegening gebelgd, bracht de Nedetlandsche officier
zijn beklag in bij den Minister van Koloniën, die daarop den verlof
ganger uitnoodigde excuses aan te bieden. Dit geschiedde, echter
op eene wijze, welke den Nederlandschen meerdere geenszins be
vredigde, wat hem zich andermaal tot den Minister deed wenden.
De Minister was echter niet bij machte verdere maatregelen van
meer dwingenden aard te treffen, en de zaak ging de doofpot in.
Waren de rollen omgekeerd geweest, had de delinquent behoord
tot het Nederlandsche leger en de klager tot het Indische, dan zou
gene wel zeker gecorrigeerd geworden zijn, aangezien de militaire
autoriteit in Nederland niet berust in overtredingen tegen meerderen
van het Indische leger, doch voor hen hetzelfde respect vordert als