987 Yan Aschangisee rukte een Abessynisch leger van 20000—30000 man op. Al had Toselli ook algemeene berichten hiervan door kondschappers verkregen, zoo werd hij door het plotselinge verschijnen yan den vijand in den avond van 6 December toch geheel en al verrast. Hij kon zich niet meer bijtijds van den vijand losmaken en leed op den 7den December, op beide vleugels door de hem in getalsterkte ver overtreffende vijand omgetrokken, een vernietigende nederlaag; deze werd nog verdroot door de vervolging van de Gallaruiterij. Arimondi, die van uit Makallé Toselli tegemoet gerukt was, bekwam uitsluitend door vluchtelingen be richten omtrent het gevecht. Alle verband tusschen de verschillende deelen van het korps van Arimondi ontbrak geheel en al. Een bevel, door Arimondi afgezonden, van Baratieri aan Toselli om terug te trekken bereikte dezen niet. Zonder twijfel zouden eenige goed gebruikte eskadrons deze gevoelige nederlaag hebben kunnen afwenden. Nog in den nacht rukte Arimondi met geforceerde marschen naar de stelling der Adaga Hamusbergen, daarbij in Makallé een bataljon onder Majoor Galliano achterlatende, wiens verder lot wij kennen. In het begin van 1896 kwamen belangrijke versterkingen aan infanterie en artillerie uit Italië aan, doch weder geen enkel cavalerist. Baratieri hield nu met ongeveer 14000 man de stelling der Adaga-Hamus bergen bezet. Hij hoopte, dat Menelik hem in deze stelling zou aangrijpen, doch zijn hoop vervulde zich niet; voortdurend hielden de Italianen zich echter gereed om een aanval het hoofd te biedenmet doellooze alarmeeringen werden de troepen vermoeid. Plotseling verdwijnt de tegenstander geheel en al; een pijnlijke onrust maakt zich van het leger meester, men vreest omtrokken en van den terugtocht8weg naar Massua afgesneden te worden. Waaraan is de oorzaak dezer ontzenuwende onzekerheid te wijten? Uitsluitend aan het gebrek aan cavalerie. 29 Februari stond het Italiaansche leger in de stelling Zula Adda Dikki Sauria, terwijl de Abessyniërs bij Adua gelegerd waren. De sterkte der Italianen wordt berekend op 14500 geweren en 56 stukken geschut, geen man cavalerie was er bij het korps. De Negus moet over 80000 man, eenige stukken snelvuurgeschut en ongeveer 1000 Gallarui- ters beschikt hebben. Volgens de „Revue Militaire de l'Etranger" had de Negus het grootste gedeelte van zijn 30000 man sterke ruiterij niet bij de hand, omdat deze 40 K. M. achterwaarts naar de weide gezonden was. Bij den opmarsch van het Italiaansche leger vormde, zooals bekend is, de inlandsche Brigade Albertone de linkervleugel colonne. De generaal rukte verder voort, dan door Baratieri bevolen was, het voorhoede-bataljon Turitto stiet zonder iets te vermoeden op de legerplaats van het geheele vijandelijke leger, met dat gevolg, dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 524