537
strijd met de theorie van Mr. Pols, dat het Indische leger en het
Nederlandsche twee geheel op zichzelfstaande legers uitmakeD, be
schouwde het Hoi ze als tezamen ééoe krijgsmacht vormende, de
„armee" van art. 2. C. W.
Deze beschikking doet natuurlijk in het minst niet te kort aan de
bevoegdheid van den Indischen militairen rechter om krachtens arr.
10. G. W. kennis te nemen van buiten Indië begane delicten, straf-
oaar gesteld in het C. W. Stonden de van verlof teruggekeerden des
wege nog niet in Nederland terecht, dan kan de Indische militaire
rechter de zaak ter hand nemen. Dit is b. v. denkbaar, indien een
verlofganger een meerdere van zijn eigen leger beleedigt en deze
zulks eerst in Indië rapporteert.
Houdt men enkel rekening met den bestaanden toestand en zijn in
alle opzichten streng doorgevoerde scheiding tusschen de beide legers,
zoo zal men zeer zeker met Mrs. Pols en van der Hoeven toestem
men, dat de burgerlijke rechter de competente is en niet de militaire,
aangezien deze niet speciaal bevoegd werd verklaard.
Op historische gronden, welke evenwel het Hof niet aanvoerde,
i»at zich echter de andere zienswijze evenzeer verdedigen.
Bij de afkondiging der militaire strafwetten, 15 Maart 1815, had
den nl. de vrijwilligers korpsen, bestemd voor den dienst in de
bezittingen, hunne plaats in de ranglijst van het Nederlandsche
staande leger. Zoo dienden o. a. het 5e, 19° t./rn 26° bataljon In
fanterie in Oost-Indië en het 10° in de West. Op dat oogenblik
waren dus alle Indische militairen in Nederland vertoevende begrepen
in de formatie van het Nederlandsche leger, mitsdien art. 2, C. W.
op hen toepasselijk en waren zij onderworpen aan den Nederlandschen
militairen rechter. Nog geruimen tijd behielden de Indische bataljons
hunne plaats in de ranglijst en zoolang, kan men beweren, vormden
het Indische leger en het Nederlandsche één krijgsmachtde Neder-
landsche armée. Zoolang bleef uiteraard ook de rechtstoestand der
Indische militairen in Europa vertoevende volkomen gelijk aan dien
bij de afkondiging der militaire strafwetgeving en daarmee aan dien
der Nederlandsche militairen. Gaandeweg werden echter administratieve
wijzigingen ingevoerd; de doorloopende nummering werd afgeschaft
en de band tusschen beide legers verbrokeD. Evenwel er werd niet