539
wordt dan aangemerkt als insubordinatie en dienovereenkomstig ge-
8t:eng gestraft, doch bij berechting door den burgerlijken rechter,
die de strafbepalingen op insubordinatie niet mag toepassen, als een
voudige beieediging afgedaan onder de oneindig milder termen van
het Wetboek van Strafrecht.
Uit het o erzicht, dat ik over den rechtstoestand der Indische
Oificieren met verlof gaf, blijkt, dat de Regeering de wetgever
en de militaire rechter die de wet heeft te interpreteeren en toe
te passen het eigenlijk oneens zijn over de positie, welke de ver
lofganger inneemt. De Regeering ontkent, dat hij in eenige be
trekking- staat tot de krijgsmacht of het vaderland zelf; de rechter
daarentegen beweert, dat hij daartoe dezelfde verhouding heeft als
elk ander Nederlandseh militair en dus strafrechterlijk diens gelijke
is.Voorwaar, de tegenstelling is niet gering!
Volgens het bepaalde in de R. L. wordt in Nederland een militair
door zijn garnizoenscommandant naar den Krijgsraad verwezen, indien
het gepleegde delict van dien aard is, dat het onder de termen der
strafwet valt en niet meer disciplinair mag worden afgedaan. Dit
toepassende op Indische officieren met verlof stuit men al dadelijk
op deze punten: 1° Indische officieren met verlof kunnen door niemand
disciplinair worden gestraft. 2° Een aantal hunner woont buiten
garnizoensplaatsen.
Gesteld nu eens, dat een Indisch officier met verlof en in een
garnizoensplaats woonachtig zich aan een of ander feit schuldig
maakt, doch dat, ingewonnen het advies van den auditeur-militair,
geen termen bestaan hem in rechten te vervolgen en de zaak dis
ciplinair behoort te worden afgedaan. Wat nu?
Den delinquent een disciplinaire straf opleggen?
Onmogelijk; niemand bezit daartoe het recht.
Hem toch voor den Krijsraad trekken? Overbodige moeite; hij
zou toch worden vrijgesproken.
Zoo ontloopt de verlofganger de straf en geraakt men tot deze vreemde
conclusie: dat niettegenstaande naar de opvatting van het Opperrech-
terlijk Militair College Indische officieren mot verlof geacht moeten
worden te zijn Nederlandsche militairen in den volsten zin des woords,
onderworpen aan de Krijgswetten, deze wetten eerst dan op hen