553
D. A. Okhuijzen
C. Grebe de Haan
A. H. Rombouts
C. C. le Grand
J. M. J. L du Bois
G. de Yoogt
H. A. Harms
J. Doyer
M. Neelmeyer
A. P. Roqué
b. door vrijwillige uittreding:
J. Willems
H. A. Berkhout
N. Ypes
L. Richard
D. L. Stibbe
A. F. A. Scbiiltze
H. A. Engeringh
B. M. Wassing
L. van Rees
W. H. M Schadée
c. op groud van punt d van genoemd artikel:
G. J. Albertz.
Yoor 4 uitkeeringen is het heffen van contributie onnoodig
geweest, aangezien de kas die uitkeeringen zonder contributie
inning toeliet.
Dit aantal is, in vergelijking met vorige jaren, gering; het was
echter noodig gedurende 1896 meer contributie-inningen te doen, dan
in vorige jaren, omdat in die vorige jaren wel wat te weinig
heffingen hadden plaats gehad, ten gevolge waarvan iu den aanvang
van 1896, bij den correspondent in Nederland, zoo min als bij den
Secretaris-penningmeester voldoende contanten aanwezig waren, om aan
aanvragen tot uitkeering te voldoen.
Thans is niet alleen het entréefonds weder geheel aangevuld, doch
tevens zijn nu zooveel contanten aanwezig, dat over 1897 weder
voor ettelijke uitkeeringen geen inning zal noodig zijn.