563
„er in weerwil van die witte vlaggeD, toch geschoten werd. Daarbij
„moet niet altijd aan verraad gedacht worden. Dikwijls was zulks
„een gevolg van gebrek aan eensgezindheid en van de aanwezigheid
„van een vredelievende en een oorlogsgezinde partij."
Een meer voor de hand liggende reden, om hier niet altijd aan
verraad te denken is, dat die witte vlaggen een geheel andere betee-
kenis kunnen hebben. Zoo verklaarden Datoe-Aboe-Hassan en de
Tolk Sidi-Tahil, omtrent de vele witte vlaggen op 31 Maart 1873
door den Citadel van Antwerpen bij het opstoomen naar Pedropunt
waargenomen, (vergelijk l8t0 Atjeh-expeditie blz. 84), dat zij verschil
lende beteekenis konden hebben; het konden vredesteekenen zijn,
maar zij konden ook dienen om aan te geven, dat er, waar zij uit
gestoken waren, een sterfgeval had plaats gehad of dat zich daar een
graf bevond (een gebruik ook elders op Sumatra aangetroffen) of
eindelijk, dat zij, die ze uitstaken, zich ten doode hadden gewijd.
Ten slotte nog een opmerking, die de schrijver ons, hoop ik, ten
goede zal houden. Wij hadden in een ernstig studieboek, als het
werk van den heer van der Maaten ongetwijfeld is, gaarne eenige
meerdere soberheid gezien.
Evenmin als wij eene uitdrukking als kranige maréchaussee's
(zie blz. 68) noodig achten, even verkeerd vinden wij het aan den
anderen kant om van te veel geringschatting blijk te geven. Zou de
schrijver zijn doel om tot zorgzaamheid aan te sporen niet even goed
op eene andere wijze hebben kunnen bereiken dan door het bezigen
van de cursief gedrukte zinsnede: „Dikwijls werd dat nog verhoogd
„door de zorgeloosheid, welke onze troepen bij het beveiligen van
„hun marsch menigmaal aan den dag legden en door de paniek,
„welke dientengevolge meermalen ontstond".
En nu nog een enkel woord omtrent de aankondiging van het werk.
Tweemaal circuleerden door tusschenkomst van het Departement
van Oorlog inteekenlijsten door den geheelen Archipel.
Dat men daarin eene bijzondere sanctie, door het Legerbestuur aan
„De Indische Oorlogen" gehecht, zou moeten zien, gelooven wij
niet. En toch zullen er wellicht officieren in die meening verkeerd
hebbeD, en daarom de afwachtende houding hebben laten varen, welke