571
verneur een hoog standpunt tegenover Oemar laat innemen al dadelijk
vóór en tijdens de onderhandelingen over diens „vergiffenis.'' Op
blz. 52 lezen wij b. v.: „Berst in September 1893 besliste de Gou
verneur-Generaal op het tweede voorstel van Generaal Deijkerhoff,
dat aan Toekoe Oemar, namens het gouvernement van Ned. Indië
[onvoorwaardelijk en algeheele vergiffenis mocht worden geschonken
De Gouverneur van Atjeh meende echter niet aanstonds van die
„machiigiug gebruik te moeten maken. Hij wilde er zich eerst van
[overtuigen, dat de in de XXY Moekims ingetreden rust niet van
tijdelijken, maar duurzamen aard was;
Dus: de Gouverneur heeft volstrekt geen haast tegenover Oemar;
aan het besluit van de Regeering, dat stel medio September in Atjeh
ontvangen werd, zal met groote behoedzaamheid uitvoering worden
gegeven; eerst moet de pas ingetreden rust in de XXV Moekims
blijken van duurzamen aard te zijn en de Gouverneur zal zich daar
van van te voren overtuigen
Eu wat lezen wij nu op blz. 57? Nog in dezelfde maand, waarin
de Gouverneur-Generaal te Buitenzorg de beslissing heeft genomen,
wordt Oemar in Atjeh plechtig aangesteld en erkend als onzen
panglima prang besarvooraf was hem door den Gouverneur, Damens
de Regeering, vergiffenis geschonken.
Wat blijft er dus over van de duurzaamheid der rust in de XXV
Moekims, en van den wil van den Gouverneur om daarvan van ie
voren overtuigd te zijn?
Waar de schrijver voor zijne verdediging van de Toekoe Oemar-
politiek herhaaldelijk zulk een zwakken steun vindt in de geschiede
nis, zooals hij die zelf verhaalt, is een waarschuwing tegen de mate
van betrouwbaarheid zijner gevolgtrekkingen niet misplaatst te achten.