580
sprake van kan zijn, dat door Atjehers onverwachts van hunne wapens
gebruik gemaakt wordt en kans zal kunnen bestaan, dat zij eenig succes
behalen."
„Zijn er gewapenden bij de Atjehers, die onze troepen ontmoeten, zoo
worden die een voor een bij den commandant van den marcheerenden
troep geroepen om de hun geschonken vergunning tot het dragen van
wapenen te toonen."
„Daar, waar het door den toestand van het terrein niet mogelijk is,
zijwaarts van den weg te gaan, kan de patrouille commandant de Atjehers
bij ploegjes van hoogstens 2 man laten passeeren of wel ze doen terug
gaan tot een punt, waar het wel mogelijk is, zich zijwaarts van den
weg op te stellen.
Voor wapens leze men in deze order steeds blanke wapens. De
voorzorgsmaatregelen, waarvan hierboven sprake is en die natuurlijk
op het „experientia docet" gebaseerd waren, bewijzen, dat het blanke
of koude wapen in handen van den Atjeher een geducht wapen is.
Latere bepalingen en orders zullen ons leeren, dat geen enkele Gou
verneur van Atjeh en Onderhoorigheden tot dusver den klewang in
Atjehsche banden geminacht heeft, zooals van militaire zijde wel
eens gedaan werd. Ook uit vrees of ontzag voor klewang en rèn-
tjong werd bij Commandementsorder van 2 December 1884, No. 246
bepaald
„Marcheerende troepen bij het halt houden en dubbele posten zullen
steeds naar alle zijden front maken. De commandeerende officieren zullen
voor de nakoming van dit voorschrift ten strengste waken."
Deze order werd tot 1887 herhaaldelijk in herinnering gebracht, toen
daarop de nieuwe exercitiereglementen der Infanterie werden ingevoerd,
waarin dat voorschrift gehuldigd werd. Trouwens, de klewangvrees is
gedurende den Atjehschen oorlog geen sprookje geweest. Die vrees
is ontstaan door de meening van den soldaat, dat hij bij het hand
gemeen worden zijn geweer niet zoo goed weet te hanteeren als ae
tegenover hem staande Atjeher zijn klewang. Nu nog wordt in Atjeh
en Onderhoorigheden door verschillende voorzorgsmaatregelen, te veel
om ze alle te citeeren, met dit feit rekening gehouden. Men moge
het betreuren en alles doen om den soldaat meer vertrouwen te doen
krijgen in het geweer als stootwapen, het feit loochenen kan men