EEN EN ANDER OVER DEN RECHTSTOESTAND VAN INDISCHE OFFICIEREN MET VERLOF IN EUROPA VERTOEVENDE. (Vervolg). Gelijk van algemeene bekendheid is, wordt reeds sedert jaren aangedrongen op eene algeheele herziening onzer militaire straf wetgeving zoowel voor land- als zeemacht die volstrekt niet meer past in het kader der moderne begrippen en den juristen een steen des aanstoots is. Eindelijk is eene eerste schrede in die richting gedaan. 1) Ingevolge eene opdracht van den Minister van Justitie nam professor van der Hoeven de herziening van het Militaire Strafrecht ter hand. Was die afgeloopen, dan zou worden overgegaan tot de herziening van het formeel recht, van de procesorde, zooals deze te vinden is in de Rechtspleging bij de Land- en de Zeemacht. ZHGel. heeft zich van die hem verleende opdracht gekweten en één gemeenschappelijk strafwetboek ontworpen voor land- en zeemacht ter vervanging der bestaande Crimineele Wet boeken voor het Krijgsvolk te Land en te Water. 2) Het ont worpen Wetboek werd daarna in handen gesteld eener commissie, die het uit een militair oogpunt zou hebben te onderzoeken en zoo noodig in overleg met den ontwerper te wijzigen. De commissie bestond uit de heeren: Mr. P. Verloren van Themaat, advokaat- fiskaal voor Hr. Mjs. Zee- en Landmacht, tevens voorzitter; C. H. Bogaert, kapitein ter zee; H. T. J. Hennus, kolonel der infanterie; H. S. Schippers, kapitein-luitenant ter zee; G. P. W. Borel, luitenant kolonel der artillerie; P. P. van Wage, officier van administratie le kl. en G. J. W. Koolemans Beynen, kapitein der infanterie. 1) En onlangs een tweede schrede, waaraan in de volgende aflevering eenige woorden zullen worden gewijd. Red. 2) Yoorloopig alleen voor het vaderland. De eventueel voor Indië in te voeren nieuwe militaire wetten zullen daarmee natuurlijk in de hoofdpunten overeenstemmen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 130