983 en intusschen met de hoofdmacht der infanterie gedekt (in den regel dus over bedekt terrein) naar de stelling op te rukken. Dat trouwens open terrein een nadeel is voor den aanvaller, weet ook iedere verdediger zeer goed en hij zal er daarom steeds naar trachten eene stelling te vinden, die slechts over open terrein te naderen is. Uit hetgeen op blz. 37 en verder wordt aangeteekend mag worden afgeleid, dat schrijver, althans voor bivaks bestemd voor één nacht, de voorkeur geelt aan open terrein, dat is in den regel de sawah. Hij is terecht bevreesd voor overvallingen en alarmeeringen. Het beste, ja, het eenige afdoende middel hiertegen is eene deugdelijke hindernis rondom het geheele bivak. In verschillende streken nu zijn de kampongs door stevige heggen omringd en waar die ontbreken, kunnen zij doorgaans met weinig moeite worden gemaakt. Op de sawah zal men zich veelal moeten te vreden stellen met hoogst primitieve paggertjes, de wachtdienst wordt daardoor zwaar ('/5 of */2 der manschappen op post), dè troepen krijgen onvoldoende rust en het gevaar voor overvallingen blijft beBtaan. Neemt men verder in aanmerking, dat de verliezen wegens ziekte te velde steeds zeer aanzienlijk zijn, zoodat zij zelfs meermalen de oorzaak van tijdelijke of geheele staking eener expeditie waren, dan moet bij de keuze van een bivakplaats ook vooral op hijgienische eischen worden gelet en er naar worden gestreefd den troep steeds zooveel mogelijk tegen den invloed van het klimaat te beschutten; bivakkeeren in de open lucht moet daarom uitzondering wezen. Waar nu de woningen in de kam pongs geen behoorlijk logies opleveren, heeft men daar althans de mid delen bij de hand, benoodigd voor het maken van afdaken, zij het dan ook hoogst eenvoudige. Ten slotte nog eene opmerking over het voorwoord. Tot onze spijt kunnen wij den inhoud daarvan niet bewonderen. Was voor dat werk het gebezigd relief werkelijk gewenscht, dan had men eerder kunnen verwachten, dat de schrijver èn als officier èn als degene, die gedurende de laatste jaren belast is geweest met het onder wijs in de Indische krijgsgeschiedenis, uit het voorwoord alle onnoodige onwelwillendheid jegens anderen zou hebben geweerd. Intusschen het is er; en wij hopen nu maar, dat de arbeid van den Heer Nijpels werkelijk de rij zal openen van een reeks werken van militair historische waarde. De verlaten posten in Groot Atjeh, door G. B. Hooijer. gep. Luit.-Kolonel O. I. Leger (met 24 platen.) G. Kol ff Co. Batavia. De vaardige pen van den als schrijver onzer Indische-Krijgsgeschiedenis reeds zoo gunstig bekende oud-overste Hooijer heeft weder een arbeid geleverd, waarvoor allen, die belang stellen in de gebeurteuissen op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 520