562
Hoe zeer er iets onnatuurlijks ligt in die wijze van behandeling
en hoe ver de schrijver naar ons oordeel gaat in zijn streven om de
Indische tactiek te elimineeren en alles terug te brengen tot een ge
wijzigde toepassing der grondbeginselen van de {Europeetche) tactiek
moge blijken uit de volgende op blz. 57 van het 2e deel cursief
gedrukte stelling: „De omstandigheid dat de artillerie des vijands
„op dien naam geen aanspraak kan maken en buiten beschouwing
„kan blijven, heeft op de toepassing der tactische regels en beginselen^
„zoomede op den bouw onzer versterkingen een overwegenden invloed.
„Zij vereenvoudigt n. 1. de toepassing dier regels en beginselen en
„den bouw der versterkingen in hooge mate."
Zou de eenvoudige stelling: De Indische tactiek heeft in hoofd
zaak slechts met vijandelijk geweervuur rekening te houden hier niet
beter passen?
Een voorbeeld van onnoodige uitweiding zien wij ook iu hetgeen
omtrent de paarden 1) en de rijkunst der Inlanders meegedeeld
wordt in het hoofdstuk Cavalerie, !8chrijver verwijst naar het op
stel van den Ritmeester Waalewijn in het Ind. Mil. Tijdschrift
van 1895, waaraan zijne aanteekeningen grootendeels ontleend zijn.
Doch ook andere oordeelvellingen werden in het Indische leger ver
nomen. Er zijn officieren, die wel degelijk wat van hun Iulandsche
ondergeschikten gedaan kunnen krijgen vooral een doelmatige aan
wijzing der door hen te berijden paarden is van veel belang. Ook
het oordeel omtrent de thans tegenover den vijand beproefde inlan
ders schijnt niet bepaald ongunstig te zullen zijn, al zal er wellicht
uit die proef af te leiden vallen, dat niet ieder inlander een goed
cavalerist kan worden. Als het waar is, dat de inlander de ver-
eischte kracht in zijn beenen mist, dan komt men er als van zelf toe en
daarop werd dan ook reeds meermalen gewezen om te overwegen,
of wij wel goed doen door den inlander geheel op dezelfde wijze
op te leiden en af te richten als den Europeaan en of van onze
inlandsche cavalerie niet meer profijt ware te trekken.
Op blz. 72 trof ons de volgende alinea:
„Er zijn echter voorbeelden in de Indische krijgsgeschiedenis, dat
1) Ycor het derde deel worden nog meerdere details betreffende de paardenrassen
toegezegd.