Tot de samenstelling dezer brochure, waarin de gebeurtenissen in
Groot-Atjeh in het tijdvak Juli 1893 April 1894 gedétailleerd be
schreven wordeD, heeft de schrijver blijkbaar de beschikking gehad
over officieele stukken.
Dat die stukken, althans voor zoover hun inhoud door den schrijver
voor het publiek bewerkt is, meer bepaaldelijk bestaan hebben uit
rapporten, ingediend door den toenmaligen Civielen en Militairen
Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, den Kolonel later Gene-
raal-majoor C. Deijkerhoff, is reeds "bij een oppesvlakkige kennisma
king met de brochure duidelijk te zien uit de wijze, waarop de
geschiedenis dier dagen is verhaald, uit de beschouwingen, aan dat
verhaal vastgeknoopt, en uit de conclusiën, die de schrijver gemeend
heeft uit dat verhaal te mogen trekken.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat de brochure dezelfde
eigenaardigheden vertoont als de rapporten van dien Gouverneur,
voorzoover die publiek bekend zijn geworden. „Enkele journalisten
„of eenige jonge lieden zonder ervaring op de bureaux te Batavia
en Buitenzorg" zoudeD, volgens den schrijver der brochure (blz. 27)
indertijd beweerd hebben, dat „optimisme en illusiën den Gouverneur
„bij de samenstelling zijner rapporten beheerscht hebben."
Wij hebben en zeker velen met ons—ook door andere personen
en ter andere plaatse hooren spreken over het eigenaardige, dat die
rapporten kenmerkte, en zelfs van de ministerieele tafel is dit punt
besproken geworden. „Optimisme en illusiën" mogen daaraan al dan
niet ten grondslag gelegen hebben, zeker is het, dat die rapporten
thaos bezwaarlijk aan het lezend en denkend publiek kunnen worden
voorgehouden als een onfeilbare bron, waaruit men slechts te putten
heeft om de geschiedenis van dat tijdvak met juistheid te schetsen
De Toekoe Oemar-Politiek. Inleiding
en Wording
's örayenhage Gebroeders van Clekf.
Batavia G. Kolff Co. 1897.