- 115
die hij vervult en blijkbaar ter zake niet zonder bedoeling geboek
staafd heeft, mij, in mijne hoedanigheid van cavalerie-officier, den
plicht om, gesteund door feiten, met kracht tegen den inhoud van
genoemd hoofdstuk „Cavalerie" verzet aan te teekenen. Velen toch
zouden anders op gezag van den schrijver aannemen, dat het wapen
der Cavalerie gedurende het tijdperk, waarin hij als chef van den
staf te Atjeh werkzaam is geweest, op eene wijze is opgetreden, die
het min gunstige oordeel ten volle rechtvaardigt.
Mag ik schrijver vragen, of gedurende zijn verblijf te Atjeh de
Cavalerie wel eens in tactisch verband met de andere wapens tegen
den vijand gebruikt is?
Ik geloof, dat hij deze vraag ontkennend zal moeten beantwoorden.
Welnu, dan veroorloof ik mij verder de vraag, met welk recht hij
waarschuwt tegen het gebruik van Cavalerie in den oorlog tegen den
inlandschen vijand en dat wel, niettegenstaande het wapen in de
laatste jaren getoond heeft van onberekenbaar nut voor de andere
wapens te zijn
Het schijnt, dat schrijver aan de opstellen over het gebruik van
Cavalerie tegenover een inlandschen vijand, gegrond op een 14 maan
den lange persoonlijke oorlogsondervinding van den commandant
van het eskadron te Atjeh in 1896-97 geene, althans weinig waarde
hecht of daarvan geen kennis heeft genomen. Mocht mijne laatste
veronderstelling juist zijn, dan hoop ik, dat hij wel zoo goed zal willen
zijn om bijv. het artikel van den ritmeester de Lannoy (over wien ik
het hierboven had), getiteld: „Werkkring en werkkringssfeer van
cavalerie op de flanken tegenover den inlandschen vijand" aandach-
tig te lezen, van welk artikel een vervolg in de laatste aflevering
van den vorigen jaargang van dit tijdschrift onmiddellijk volgt op
de „Politiek van den oorlog in Atjeh", als het ware om in anticipatie
als antwoord te dienen op hetgeen schrijver daarin omtrent het
gebruik van de cavalerie zegt.
Ook late hij niet na de rubriek „Varia" te lezen van hetzelfde
nummer en wel meer in het bijzonder „De gevolgen van het gebrek
aan cavalerie bij de Italianen gedurende den veldtocht in Abessynië,"
wellicht dat dan zijn oordeel over het wapen wat gunstiger wordt.
Eene nadere beschouwing van de argumenten, welke schrijver aan-