116 voert, leert ons, dat zij geen steek houden. Op blz. 942 lees ik: „In een land, waar de bevolking aan den soldaat geen kwartier „verleent en ieder op het gevechtsveld gevallen en achtergelaten ge- wonde meedoogenloos afmaakt en onzen dooden niet eens eene be hoorlijke begrafenis gunt, zoodat elk detachement en elke colonne „steeds verplicht is, dooden en gewonden mede te voeren, blijft het „verrichten der veiligheids-en verkenningsdiensten door de Cavalerie, „een bedenkelijk feit. Het is in den oorlog tegen den inlandschen „vijand in 't algemeen eene eerezaak, met het oog op de droevige „voorbeelden, die onze Indische oorlogen zoo menigvuldig hebben „opgeleverd van het gruwelijk lot, dat de achtergeblevenen treft, „indien zij in handen van den vijand vallen, om te zorgen, dat nie- mand achtergelaten wordt en dat onze soldaten zelfs niet onbegraven „blijven liggen." Ik erken, dat het eene eerezaak is om in handen van den inlandschen vijand niemand achter te laten; echter niet, dat onze dooden zelfs niet onbegraven mogen blijven liggen, want er zullen toch omstan digheden zijn, dat ter wille van de gewonden, voor wie men in de eerste plaats te zorgen heeft, de dooden moeten blijven liggen. Ik voor mij zie, zoo de omstandigheden ons daartoe noodzaken, daarin niets, dat ons in onze eer zoude kunnen treffen, en menigmaal kwam die noodzakelijkheid dan ook in onze Indische oorlogen voor. Zoo werd o. a. nog bij de operatiën tegen Lamkrak in 1896, een gesneuvelde infanterist achtergelaten, die den volgenden dag werd teruggebracht. Geene enkele wapensoort, van welk koloniaal leger ook, kan er zich op beroemen nooit verplicht te zijn geweest in hachelijke om standigheden dooden, ja zelfs gewonden, met het oog op de veiligheid der overigen in 's vijands handen achter te laten. Waarom zou dan de Indische cavalerie of het Indische leger in het algemeen, wanneer het moet, zich dezelfde offers niet getroosten, die gelukkig toch altijd tot de uitzonderingen zullen blijven behooren Nu moet ik er nog op wijzen, dat ik het geheel eens ben met den ritmeester de Lannoy, die beweert, dat de cavalerie het snelst en het gemakkelijkst hare dooden en gewonden in veiligheid brengt. De feiten hebben dit bewezen. Immers in 1896-97 heeft de ca-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 129