158
Hoogst belangrijk zijn de beschouwingen over de gedragslijn van den
generaal van Swieten aan het slot van afdeeling VIII en aan het begin
van afdeeling IX.
Een afzonderlijke afdeeling (XIII) wijdt de schrijver aan de „splitsing
van het civiel en militair gezag" onder de gouverneurs Pruijs van der
Hoeven en Laging Tobias. Hij zegt daarvan: „De nadeelige gevolgen
„dier splitsing zijn, uit een krijgsgeschiedkundig oogpunt, zoo hoogst
„belangrijk, dat ik mij verplicht rekende, deze in dit hoofdstuk uitvoeriger
„te behandelen, dan de aard en de omvang van dit werk eigenlijk gedoogen"»
En de schrijver heeft goed gezien, toen hij tot meerdere uitvoerigheid
bij de beschrijving van deze zoo ongelukkige, doch als leering voor de
toekomst, zoo hoogst belangwekkende periode uit den Atjeh-oorlog
overging.
Ook bij deze beschrijving is overste Hooyer bij zijn voornemen geble
ven om geen kritiek te leveren, doch zijn uiteenzetting der treurige om
standigheden, waaronder onze troepen in die dagen op Atjeh verkeerden,
is welsprekend genoeg om directe kritiek overbodig te maken. Onze
eigen conclusies ter zake, kunnen wij tusschen de regels doorlezen.
Hoewel ook de hoofdstukken, gewijd aan de onderhoorigheden op
Atjeh's kusten, een meer uitgebreide bespreking ten volle waard zijn,
willen wij ons overzicht besluiten met nog slechts een enkel woord te
wijden aan onderafdeeling XIV van hoofdstuk XI, waarin de latere ge
beurtenissen in Groot-Atjeh beschreven werden. Op blz. 346 had tege
lijk, met de vermelding van het sneuvelen van luitenant G. A. Ferguson,
melding gemaakt moeten worden van de ernstige verwonding van den
kapitein v/d Gen. Staf van Heutsz.
Verder hadden wij gaarne eenig meerder licht ontvangen omtrent de
politieke inzichten van den Gouverneur Pompe van Heerdervoort en de
redenen, die hem tot aftreden noopten.
De bij het IIIe deel gevoegde kaarten en schetsen vergemakkelijken
het volgen der operatiën ten zeerste, terwijl de door den schrijver toe
gepaste methode, om de krijgsoperatiën op duidelijke wijze op oleaten aan
te geven, bij de beoefening der krijgsgeschiedenis niet genoeg kan worden
aangeprezen.
Met den beoordeelaar in de Militaire Spectator wenschen wij het werk
van den heer Hooyer een eereplaats toe op de schrijftafel van ieder
Indisch officier.
Z.