168 4/ de projectielen met grooter snelheid worden verschoten. Bij de artillerie wordt er in den regel zeer nauwkeurig gericht, zoodat dan ook de dracht, die bij de minimum spreiding behoort, door gaans niet grooter is dan 100 a 300 M., en men in de schootstafels, waarin enkel afgeronde getallen worden opgegeven, van die daling niets bespeurt. Bij lichte projectielen en bij groote aanvankelijke snelheden, gelijk bij het moderne veldgeschut kan het echter voor komen, dat die drachten aanzienlijk grooter zjjn. Zoo is bijv. in de schootstafel van het Indische veldgeschut tot een afstand van 1400 M. de lengtespreiding constant opgegeven en gelijk 16 M. aangenomen In werkelijkheid kunnen de spreidingen natuurlijk nooit constant zijn zij zijn eene zeer ingewikkelde functie van dracht, schootshoek enz. zoodat hunne grafische voorstelling altijd eene vloeiende kromme lijn moet zijn; maar het is zeer goed mogelijk, dat de kromming van die lijn, althans van een gedeelte daarvan, gering genoeg is om verwaarloosd te kunnen worden. Yolgens onze berekeningen is dan ook de spreiding op 100 M. 16,4, op 300 M. 16,1 en op 500 M. 15,9, waar dan tevens het minimum bereikt is, waarna de spreiding wederom toeneemt, hoewel in den beginne zeer langzaam. Deze schootstafel is dus zeer goed in overeenstemming met de ontwikkelde theorie. Bij het berggeschut zijn de aanvankelijke snelheden kleiner, het minimum der spreiding moet dus dichterbij liggen, en zulks wordt door de opgaven der schootstafel naar eisch bevestigd. Hierin wordt slechts tot 500 H. eene constante lengtespreiding van 15 M. opgegeven, zoodat het minimum op circa 250 M. zal liggen. Beide tafels zijn blijk baar met zorg geschoten. Dat bij het berggeschut nog eene geringe da ling merkbaar is, is zeer waarschijnlijk een gevolg van de zeer groote spreiding in de verheffingshoeken (bijna 9 minuten) waatdoor de waarde van y ruim tweemaal grooter is dan bij het veldgeschut. Yan eene afname der spreiding zou anders wellicht niets te bespeuren zijn geweest. Bij geweren heeft men geheel denzelfden toestand als bij kanon nen de richtfouten zijn hier echter aanzienlijk grooter, zelfs bij het vuren van den bok, daar de richtmiddelen minder volkomen zijn. Bij het vuren uit de vrije hand heeft men bovendien nog te doen met de fouten in het afkomen, die de spreiding belangrijk kunnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 181