190 Militaire Administratie om zich een denkbeeld te vormen van de meer of mindere geschiktheid van dien officier voor de militaire intendance. In het welbegrepen belang van den betrokkene behoort met deze beslissing niet te worden gewacht, tot hij den kapiteinsrang heeft bereikt en dat oordeel niet te worden gebaseerd op het rapport, dat eerst daarna van hem wordt uitgebracht en wel na een doorloopen proeftijd. Te meer houd ik dit vol, omdat door een samenloop van omstan digheden de gelegenheid om tot intendant benoemd te worden, welke gedurende den proeftijd mocht bestaan, juist verkeken zou kunnen zijn. Men denke hierbij slechts aan het systeem om bij de kleine wapens en diensten ook subalterne officieren met verlof, eenige maanden vóór hun terugkomst in de sterkte te doen rekenen. Bovendien, indien twee kapiteins beproefd worden, één niet en één wel van den inten dance-cursus, en de eerste wordt een paar maanden eerder geschikt geoordeeld, wat zeer goed mogelijk is, kan er dan van voorkeur sprake wezen, nu nog niet is „gebleken" dat n° 2 „alleszins geschikt" is, en zou dan een enkele bestaande vacature niet vervuld kunnen worden, zonder dat hij er voor in aanmerking kan worden gebracht?" Bovendien, is het wel goed gezien om het oordeel van één majoor- intendant (men wordt in den regel beproefd op de standplaats van een dergelijke autoriteit) te stellen boven dat van de commissie bedoeld bij art. 24 van het „Voorschrift voor de Hoogere Krijgsschool?" In drie, soms zes maanden, beslist hier één persoon, waar in Neder land een commissie hare meening zegt, gebaseerd op het resultaat van een driejarigen arbeid, Op een paar uitzonderingen na, hebben de tegenwoordige majoors intendanten de Hoogere Krjjgsschool niet doorloopen. Het is dus de vraag of zij zich voldoende rekenschap geven kunnen van den gang en de portée van het aan die inrichting gegeven onderwijs. Van daar, dat niet altijd partij wordt getrokken van de diensten, welke de van den intendance-cursus afkomstige officieren zouden kunnen prestoeren. Daarbij komt, dat, waar men zich in opleiding en ontwikkeling de mindere voelt, steeds wordt geschermd met „practijk" en „kennis van reglementen en voorschriften", en van zelf zal het U thans ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 203