193
men een enkele maal gepasseerd zijn geweest, de kans toch nog
groot blijft, dat eindelijk het uur aanbreekt, waarop de overplaat
sing bij het korps der militaire intendance kan geschieden, en
dankomt men immers weer in de ranglijst te staan boven hen,
die vroeger vóór gingen. Voor den majoorsrang komt men dan
weder eerder aan de beurt
Ieder kapitein-kwartiermeester kan, zoo hij er toe genegen is, voor
intendant beproefd worden.
Daar het niet volgen van den intendance-cursus daartegen geen
beletsel is, kan het met minder gunstigen uitslag ontvangen van de
opleiding, dit m. i. evenmin zijn. Evenmin natuurlijk, behoeft het
er op aan te komen, of de betrokkene in het toelatingsexamen van
bedoelden cursus is geslaagd.
Welken indruk geeft vooral dit laatste van het proef dienen!
Men ga slechts het bepaalde na in artikel 38 van het mede in de
Algemeene Order N°. 10 van 1892 opgenomen Reglement voor de
Hoogere Krijgsschool. Genoemd aitikelzegt:
„De door de commissie te nemen beslissing nopens de vraag of
„een adspirant al dan niet tot de Hoogere Krijgsschool (intendance-
cursus) kan worden toegelaten, behoeft evenwel niet uitsluitend te
„zijn gegrond op de door dien adspirant verkregen eindcijfers, bij
„artikel 37 bedoeld. De examencommissie is bevoegd ook adspi-
„ranten tot toelating op de Hoogere Krijgsschool voor te dragen,
„die niet in alle vakken aan de eischen van het examen hebben
„voldaan, mits de commissie de oveituiging hebbe verkregen, dat de
„kennis van die adspiranten over het geheel genomen voldoende is;
„dat zij vooits een gezond oordeel hebbeD, vlug van opvatting zijn
„en zich een goede wijze van werken hebben eigen gemaakt.
Verder houdt de commissie bij haar oordeel ook rekening met
„het karakter, het gedrag, de militaire vormen als anderszins, van
„den adspirant, omtrent welke punten door haar bij de betrokken
„militaire autoriteiten inlichtingen worden ingewonnen."
Toch kan het voorkomen, dat een luitenant-kwartiermeester, die
niet tot den intendance-cursus is kunnen worden toegelaten (I),
(1) Yoor zoover mij bekend is heeft het geval zioh nog niet voorgedaan, dat een
adspirant, die overigens voldeed, niet is kunnen worden toegelaten, omdat het aantal
opengestelde plaatBen reeds vervuld was.
Dl. I, 1898. 13