242
klein, maar het is, als men niet over theoretische hulpmiddelen be
schikt, onmogelijk na te gaan, welke geen en welke wel vertrouwen
verdienen. De commissie moest ze alle als even waarschijnlijk
beschouwen en stond hiermede voor de onmogelijkheid ze onderling
in vloeiend verband te brengen. Had zij destijds echter over de
hulp van formule [18] kunnen beschikken, dan zou de zaak misschien
geheel anders zijn geloopen en had zij wellicht zeer goed de begeerde
kromme kunnen trekken, door in het oog te houden, dat deze dicht
langs de punten moet gaan, die blijkens de contröle te vertrouwen
zijn en zich verder van de andere punten moet verwijderen.
Bevredigende uitkomsten bij de controle zijn wel is waar nog geen
bewijs, dat de spreidingen juist zijn gemeten, doch zij maken dit in
elk geval toch hoogst waarschijnlijk.
Daar in de formule
OQ H
a2 p2 2 c2 p b2 a2 p2 2 c2 p -f~ b2
V (a2 b2 c4 j 2 t2 (a2 p2 2 c2 p j— b2 H2 j
de vorm onder 't wortelteeken 0 is, hebben wij
OQ H C*-a2p
a2 p2 2 c2 p b2
Daar het punt L op de lijn CB (y p x -f- H) moet liggen, heb
ben wij de betrekking
y LQ p. OQ H, waaruit volgt
a2 p2 2 c2 p -j- b2
Stellen wij nu den tangens van den scherpen hoek LOQ e, dan
hebben wij
(19)
a2 p c2
en door hieruit c2 op te lossen:
c2 b2 a2 e p(20)
p e
Substitueeren we nu deze waarde in de vroeger gevonden formule
H2 l2 p2 4 t2 c2 p h2
dan vinden we na eenige herleiding:
TQ H b2 c2 p