243 p2 i« H5 P 6(21) P e welke formule de betrekking van afhankelijkheid aangeeft tusschen de hoogte-en de lengtespreiding der springpunten. Aangezien de lijn LL twee raakpunten verbindt van lijnen, die evenwijdig met de gemiddelde baan loopen, zoo zullen AA en LL toegevoegde middellijnen zijn, en zal derhalve iedere koorde in de ellips, evenwijdig met de baan, door LL middendoor worden gedeeld. Hieruit volgt, dat de gemiddelde springpunten in de verschillende banen in de lijn LL zullen liggenkonden wij dus op eenige wijze de spreiding in de richting der baan opheffen, dan zouden alle pro jectielen in LL springen. Evenzoo zijn II en KK toegevoegde middellijnen, de lijn KK is bijgevolg de meetkundige plaats van de gemiddelde springpunten in de verschillende verticalen. Op gelijke wijze is de lijn MM de meet kundige plaats van de gemiddelde springpunten in de verschillende horizontale lijnen. Wanneer de algemeene vergelijking van den tweeden graad: ax2 bxy -j- cy2 -j- dx -j- ey -j- f= 0 een ellips voorstelt, is het uit de eigenschappen dezer kromme lijn bekend, dat 4ac— b2>0 is. Passen we deze eigenschap toe op (5), dan vinden we: 4 a2 b2 4c4 of als wij met 112 vermenigvuldigen lh> 2c2 t2 Dit geeft in verband met de formule H2 l2 p2 4t2 c2 p h£, h2 2 lhp l2 p2 H2 en bijgevolg: h <C pl H0^) De hoogtespreiding der springpunten is dus altijd kleiner, dan de som van de hoogtespreiding van het volle projectiel en het product van de lengtespreiding der springpunten met den tangens van den invalshoek. Stellen wij in (5) x 0, dan komt er v2 OH2= a2 b2 c4 en dit geeft in verband met (7) -5- TT at j/2 w 1 of OH Of 2 j a2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 256