244 O =57-1 OH. Het oppervlak van de elips der totale spreiding is dus tt maal grooter, dan dat van den rechthoek OPNH. De hier afgeleide formulen kunnen van dienst zijn bij het samen stellen van schootstafelszij zijn echter met uitzondering van (18) meer van theoretisch dan van practisch belang. Zij gelden slechts voor een bepaalden afstand en laten onzekerheid omtrent de vraag hoe de spreidingen aangroeien met het toenemen van den springafstand. Wij zullen daarom nog andere formulen afleiden, die in dit opzicht meer licht kunnen geven 5 in hoofdstuk IV zullen wij ons speciaal met deze quaestie bezig houden. B. Wetten der spreidingafgeleid uit de gegevens der schootstafels. De formulen, die in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk zijn afgeleid, veronderstellen, dat men bekend is met de waarde van c2. Dientengevolge zijn zij alleen bruikbaar bij schietscholen en bij commissiën van proefneming, waar men die waarde bepalen kan. Beschikt men echter over geene andere gegevens dan die, welke gewoonlijk in de schootstafels voorkomen, namelijk den tangens van den invalshoek en de lengte- en hoogtespreidingen, zoowel van de volle projectielen als van de springpunten, dan heeft men andere formulen noodig. Genoemde gegevens zijn toereikend om al de wetten der spreiding er uit af te leiden; de afgeleide formulen zijn echter alleen bruikbaar als de opgaven, gelijk die in de tafels voor komen, voldoende nauwkeurig zijn, hetgeen slechts zelden het geval is. In hoofdstuk I is aangetoond, dat de springpunten zich moeten groepeeren volgens ellipsen. Nemen wij dit als bewezen aan, dan is het duidelijk, dat in fig. Ill de ellips der totale spreiding zal moeten raken aan de uiterste banen BIC en verder aan de horizontale ljjnen DE, zoomede aan de verticale lijnen BEC, die op een afstand van 2h en 21 van het gemiddeld springpunt O zijn getrokken. Deze lijnen liggen twee aan twee symmetrisch ten opzichte van het punt O, welk punt bijgevolg moet samenvallen met het middelpunt der ellips. Wanneer nu de ellips raakt aan één van ieder dezer drie paren van lijnen, zal zij noodwendig ook moeten raken aan de tweede

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 257