301
Ooze Indische- en de geheele Europeesche Militaire literatuur
telt onder haar schrijvers, die het om de een of andere reden beter
achten hun naam voor het groote publiek te verzwijgen, te veel
kundige menschen, te veel baanbrekers voor moderne denkbeel
den enz. enz., dan dat wij, als redactie van een veel gelezen militair
tijdschrift, gedoogen mogen, dat op deze wijze een, zich niet noemend,
medewerker aan verdachtmaking blootstaat. Kunt gij U, geachte
lezers, om een voorbeeld te noemen, niet voorstellen, dat er menschen
zijn, die, hoezeer ook door een ieder om hun bekwaamheden geroemd,
uit louter bescheidenheid liever ongenoemd blijven?
De zich niet noemende criticus ondervindt dikwijls, vooral als hij
spijkers met koppen slaat, dat men zijn critiek ignoreert, omdat (sic)
men toch niet op anoniem geschrijf antwoorden kan.
Meer in het bijzonder op de aangehaalde woorden van den heer
van der Maaten terugkomende, vermeent de Redactie van het Ind.-
Mü. Tijdschrift, dat die schrijver niet het recht heeft zich aldus op
ongunstige wijze over den beoordeelaar van zijn werk uit te laten.
Gelijk uit den aanhef van het artikel in de 6^e aflevering van den
vorigen jaargang blijkt, werd de beoordeeling op verzoek der Redactie
geschreven en nam dus de Redactie, die een zich niet noemend
schrijver de gelegenheid gaf op haar verzoek een beoordeeling in
de kolommen van haar tijdschrift te plaatsen, de volle verantwoor
delijkheid daarvan op zich. Willens en wetens richtte dus de heer
van der Maaten een geheel ongemotiveerde beschuldiging aan de
Redactie van ons zoo gunstig bekend staand tijdschrift.
Dat de beschuldiging van animositeit geheel ongemotiveerd is moge
o. a. blijken uit het volgende
1°. Heeft het niet in de bedoeling van den beoordeelaar ge
legen om een rechtstreeksche beoordeeling van het werk te leveren,
doch om naar aanleiding van het werk zijn denkbeelden over het
onderwerp „Indische tactiek" te ontwikkelen. Dit volgt onder meer
uit den titel van zijn opstel Een en ander naar aanleiding van de
Indische OorlogenOok uit zijn verzoek om met de bespreking te
mogen wachten tot ook het 31!6 deel het licht zou hebben gezien,
juist omdat dat deel, de toepassing van de tactische regels en grond
beginselen tegenover den inlandschen vijand behandelendegeacht moet