308
tegen bijzonderheden, welke door zeer velen gedeeld en vaak herhaald wor
den, meenen wij niet beter te kunnen doen dan de gebreken te vermelden.
Zij zijn zonder ingrijpende uniformverandering gemakkelijk te verhelpen.
a. De borstzak der zwarte attila zit links, waardoor de decoratiën,
model-gedragen, in den zak hangen, en hinderen wanneer men iets in den
zak steekt of daaruit haalt. Die zak kome rechts.
Bovendien worde veroorloofd nog twee zakken aan te brengen, zóó dat
de ingang achter een der tressen valle. Er is bepaald behoefte aan meer
berging.
b. De giberne der artillerie-officieren is te paard lastig, zij is ver
zichtbaar en is in groot tenue een ruïne voor de gouden tressen. Zij
worde afgeschaft.
c. De cavalerie en administratie officieren zijn niet duidelijk genoeg
van elkander onderscheiden.
d. Een witte helmhoed was tot voor korten tijd eene geliefde dracht
van iedereen. De officieren, die niet in de laken jas moesten zijn, droegen
witte kleeding met witten helmhoed. En ziet, thans heeft de officier
een witten helmhoed, maar niemand draagt hem. De hoed zelf is reeds
vrij zwaar, maar het voornaamste nadeel is de last-vermeerdering en de
plaag der ornamenten. Punt, zon, leeuwenkoppen en bengelende, losrakende,
hakende, rinkelende ketting. Waartoe dienen die feest-versieringen
Men veroorlove een witten helmhoed van vlier of eene andere lichte
stof en zonder eenig ornament te dragen
e. De witte attila zit netjes; waarom dragen dan zoovelen toch bij
voorkeur witte of zwarte burger-jasjes? M. i. bestaan daarvoor twee
voorname redenen. De staande kraag met het staande boordje is bij
bureauwerk lastig, en in alle omstandigheden warm. Terwijl onze in
dat opzicht meer gelukkige zusters gaarne de lichte tochtjes langs heur
hals laten spelen, zitten wij met het boordje en den kraag tot tegen de
kin ingepakt. De andere reden is de overdaad van knoopen. Moet
men even van attila verwisselen, de bediende heeft circa een half uur
noodig om de ringetjes of kneveltjes uit en in de 17 knoopen en de 2
tot 10 sterren door de goed gesteven keper te peuteren. Doet hij
het niet erg handig dan verliest de attila bovendien terstond ook veel
der frischheid. En dat keert minstens om de 2 a 3 dagen terug. Het
is eene wanhoop om dat gepeuter aan te zien, eene wanhoop om bij die
operatie geduld te oefenen. Door het herhaald beduimelen verliezen de
knoopen ook spoedig hunne sierlijkheid.
Bij de witte attila zouden vaste witte knoopen van band of koord, zoo
als de zwarte knoopen op de zwarte attila van de officieren der zoo
genaamde blauwe huzaren, en van den generalen staf in Nederland, niet
(1) Dit geldt ook in hooge mate voor de witte attila.