325 overeenstemming, want eene volmaakte kan nooit worden verwacht, al ware het ook maar alleen van wege de waarnemingsfouten, en deze zijn in het onderhavige geval verre van gering. Bovendien zijn de moeielijkheden, waartoe het vraagstuk leidt, zoo groot, dat men zich met eene benaderende oplossing vergenoegen moet. Wordt echter eene theorie behoorlijk door de feiten gesteund, dan levert zij het groote voordeel, dat zij dezelfde uitkomsten veel nauw keuriger en gemakkelijker leert kennen, dan langs den weg der proefneming mogelijk is. Tevens wordt in den regel eene aanzienlijke besparing in tijd en geld verkregen, en dit is dan ook haar voor naamste doek Het is derhalve van belang, dat wij, alvorens onze theoretische beschouwingen te besluiten, nagaan in hoeverre deze in overeenstemming zijn met de uitkomsten op het proefveld verkregen. Wanneer men eene ballistische theorie aan de feiten wil toetsen, schijnt het op het eerste gezicht wel het meest voor de hand liggende middel hare uitkomsten te vergelijken met die, welke in de school tafels zijn opgegeven. Deze toch moeten beschouwd worden de uitkomsten der schietproeven zoo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Maar wij hebben in hoofdstuk II en IY er reeds Gp gewezen, dat de tafels, ten aanzien van de spreidingsgetallen geen vertrouwen verdienen, aangezien daarin niet de eigenlijke uitkomsten zijn vermeld, die op het proefveld zijn verkregen, maar die uitkomsten, vervormd en afgerond naar het persoonlijk inzicht van de samenstellers. Wij zijn bijv. in hoofdstuk IV tot de conclusie gekomen, dat de lengtespreidingen der springpunten met het aangroeien van den springafstand weinig veranderen en dat de hoogtespreidingen gelijk of kleiner zijn, dan het product van de lengtespreidingen en de tangenten der invalshoe ken. De schootstafel van het veldkanon van 1894 nu is lijnrecht in strijd met de eerste conclusie en die van 1884 met de tweede; maar daaruit volgt volstrekt niet, dat de uitkomsten der schietproe ven in strijd zijn geweest met onze formulen. De uitkomsten toch 2jju naar het goed oordeel van de samenstellers der tafels in vloeiend verband gebracht, zoodat hieruit alleen te concludeeren valt, dat deze destijds van eene andere opinie waren dan wij thans. Gelukkig even wel beschikken wij over een groot aantal gegevens, die volstrekt niet naar deze of gene opinie pasklaar zijn gemaakt, maar die onop-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 338