335 voor ónze zaakHet volk, dat ons twintigduizend soldaten levert en ons het dubbele, het driedubbele misschien, zal moeten leveren als er gevaar dreigt niet voor hen maar voor ons dat volk is ons vreemd, wij weten niets van zijne levenswijze en levensbeschouwing, zijne manier van werken en denken, niets van zijne neigingen en behoeften, zijne zedeleer, zijn godsdienst. Zelfs Kromo's taal leerden wij niet sprekeD, zoodat wij, na jaren lang dagelijks met hem in aanraking te zijn geweest, nog weinig of niets van zijn gemoedsleven afweten. Is het dus geen wonder dat de resultaten, die wij verkregen over 't geheel middelmatig of minder zijn, te betreuren is het dat in den regel het materiaal minder bruikbaar wordt geoordeeld, omdat wij het niet wisten te gebruiken. Men zal mij beschuldigen van overdrijving; men zal wijzen op de vrij voldoende resultaten, die verkregen werden langs den thans ge volgden weg; men zal zeggen, dat ons leger een huurleger is en dat huurlingen worden afgericht om te vechten, om het oven voor welke zaak, om het even tegen welken vjjand. Ten sterkste ontkennende, dat ik te donkere kleuren heb gebruikt, wijs ook ik op de verkregen resultaten, maar om te vragen of niet haast het onmogelijke te be reiken zou zijn met soldaten, die niet opgevoed slechts afgericht bij onvoldoende aanvoering en verkeerd gebruik nog zóóveel pres teerden? En een leger van vrijwilligers, ook al werden zij door geldelijke belooning tot dienstnemen verlokt, is nog geen huurleger, althans niet in dien zin, dat het zijne diensten aan den meestbiedenden verkoopt. Was het waar dat wij onze inlandsche vrijwilligers slechts hebben af te richten in de vechtkunst en dat zij verder den oorlog al8 handwerk beschouwen, zonder te vragen waarvoor en tegen wien zij vechten, was dat waar, dan hadden wij niet zóo lang zulk hoogst gevaarlijk spel gespeeld, want de duizenden en nog eens duizenden, die wij sinds jaren in den wapenhandel hebben geoefend, zouden hun handwerk getrouw als eertijds de Europeesche huurlingen reeds lang geleden een zóo talrijk en oorlogszuchtig element gevormd hebben, dat een huurleger, grootendeels uit stamgenooten bestaande, reeds lang den strijd voor het Nederlandsch gezag, den strijd voor orde en wet, zou hebben moeten opgeven. Trouwens, dat onze inlandsche Dl. I, 1898. 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 348