WERKKRING EN WERKKRINGSSFEER VAN CAVALERIE OP
I>E FLANKEN TEGENOVER REN INLANDSCIIEN VIJAND.
Met plaat VI.
(Vervolg van blz. 145 en slot).
Alvorens de aanvalstroepen bij het doorwaden van de rivier te
volgen, moeten wij nog even terugkeeren naar de zelfstandige ver-
feenningspatrouille in kpg. E, die wij los lieten, nadat zij de linker
versterking in kpg. E verlaten bevonden had en den colonne-com
mandant om 8.56 Y.M. bericht had, dat de rivier recht Zuid van
's vijands heuvelstelling doorwaadbaar was (bericht ÏT°. 2 blz. 138).
De luitenant commandant dezer patrouille, die wel inziet, dat, als
de vijand in de versterkingen op de heuvels zich niet wil opofferen,
hij spoedig door het artillerievuur genoodzaakt zal zijn, zijne stelling
prijs te geven en dan ook ieder oogenblik het terugtrekken van den
vijand op de waadbare plaats verwachtin welke meening hij nog
versterkt is, doordat om 9 V.M. wederom een vijftiental vijanden
over de rivier de wijk nemen—denkt: „als hier nu maar bijtijds
wat infanterie komt, dan zullen ze hier nog de meeste verliezen lijden".
„Hè, luitenant, mogen wij er niet een paar schoten onder gooien",
zei een cavalerist van de patrouille, „kijk eens, wel vijftien kerels,
allen met geweren, wij leggen er zeker een paar van neer".
„Waarachtig niet", antwoordt de luitenant, „wij mogen ons hier
niet verraden, want dan weet de vijand, dat zijn terugtochtsweg over
de rivier bedreigd is en zal hij door de kampongs langs de rivier
ontsnappen, zonder verder verlies te lijden. Laat je dus niet zien,
ik rijd even naar achteren om een bericht te schrijven aan den
commandant der infanterie-voorhoede".
Zoo gezegd, zoo gedaan, de luitenant rijdt iets terug en schrijft
Zie ook Plaat III aflevering* 2.