348
Het lste peloton, gedekt opgesteld achter de kampong Oost van
de heuvels heeft echter zijn front naar den vijand gekeerd om zijne
bewegingen te blijven gadeslaan en om, desgewenscht, te kunnen in
grijpen, (klewangaanval van uit den Zuid van de heuvels gelegen
kampongrand).
Het dekt zich echter in zijnen rug en op zijne buiten (linker)
flank door gevechtspatrouilles, die front naar buiten maken en zoolang
het peloton achter den rand in stelling blijft, als vstilstaande waar-
schuwiDgspatrouilles" optreden.
Zóó, door cavalerie beveiligd, zal het duidelijk zijn, dat er noch van
plotseling en onverwacht vuur, nóch van plotselinge en onverwachte
klewangaanvallen op de colonne, hetzij in de marsch dan wel in de
gevechtsformatie, sprake kan en mag zijn.
En mocht dit, niettegenstaande de aanwezigheid van voldoende
cavalerie bij de colonne, toch plaats vinden, dan volgt daaruit alleen
dat de cavalerie haren werkkring niet kent, en dat haar commandant
niet voldoende actief is.
Cavalerie moet bij voortduring „actief' blijven, overtuigd als haar
commandant dient te zjjn, dat vooral voor hem geldt
„L'INACTION, C'EST L'INFAMIE".
Keeren wij thans naar de aanvallende infanterie terug, die wij
verlieten, toen ook zij de waadbare plaats overtrok.
Daar bij den aanval geen tegenstand ondervonden werd, bleef het
verband in de aanvalslinie goed bewaard; snel werd naar den anderen
oever opgerukt.
Ook op den anderen rivieroever strekt zich eene lange kampong-
strook uit van geringe diepte, waardoor spoedig (zie plaat YI) in
Zuidelijke richting uitzicht verkregen werd, op een 500 M. breede
sawab, aan gene zijde door heuvelterrein begrensd.
Geen spoor van den vijand, zoodat wij dan ook de gevechtslinie
spoedig op het hooge terrein in stelling zien, front naar het Zuiden,
waar een uitgebreide sawahvlakte zich aan het oog voordoet, op
grooten afstand (1100 a 1500 M) door kampongranden begrensd.
Ook op de groote vlakte geen spoor van den vijand, wel te be-
grijpen, daar hij, na de zware verliezen in de rivier, zijn verderen