361
5e. het legioen van Mangkoe Negoro te Soerakarta sedert 1838.
6e. de korpsen Barisan te Madoera (sedert 1891.)
Ook het Pakoe Alam'sche legioen heeft van 1871 tot aan zijne
opheffing, in 1892, een door de Regeering geschonken vaandel gevoerd.
Het bovenstaande doet de vraag rijzen wat de reden is, waarom
bij het Indisch leger slechts twee van de vier wapens, waaruit de
Yeldtroepen zijn samengesteld, de onderscheiding genieten een vaandel
te mogen voeren, en de beide andere, de Artillerie- en de Genietroepen
van dit voorrecht verstoken zijn?
Het geschiedkundig overzicht der vaandels geeft ons daaromtrent
geen opheldering. In het jaar 1822 toch, toen de zaak het eerst
ter sprake kwam, behoorden tot het leger, behalve de Infanterie en
de ruiterij, nog een regiment van 2 bataljons, elk 6 compagniën
Artillerie te voet, 1 depót compagnie en 3 divisiën Artillerie trein,
terwijl een flink bataljon Pioniers, a 5 Compagniën, tot een sterkte
van 722 hoofden, de genietroepen vertegenwoordigde. Beide wapens
hadden reeds, evenals de Infanterie en het paardenvolk, belangrijke
diensten in den oorlog bewezenvan beide hadden sterke afdeelingen
met roem deelgenomen aan de veldtocht van 1819 en 1821 in Oost
Sumatra.
Eene kleine natie richt zich in militaire zaken dikwijls naar het
geen bij de grootere naburen gebruikelijk is; deze gewoonte werd
in Indie ook gevolgd, toen in 1889 eene beslissing genomen moest
worden omtrent, de vernieuwing van het vaandei behoorende tot het
12e Bataljon Infanterie (zie het reeds genoemde geschiedkundig over
zicht blz. 140). Daarom kwam het denkbeeld bij ons op, of in 1822
wellicht het voetspoor was betreden van de natie, die in de eerste
helft dezer eeuw in militaire zaken den toon aangaf. Blijkbaar is
dit evenwel destijds niet geschied, want in Frankrijk waren o. a.
reeds bij het besluit van 9 Maart 1803 vaandels aan de bataljons
sappeurs uitgereikt geworden. (Etudes historiques sur le corps du génie)
En wat den tegenwoordigen tijd betreft, nu in de laatste kwart
eeuw het Duitsche Rijk in militaire aangelegenheden tot model dient,
zien wij dat ieder bataljon daar een vaandel voert (Die Heere und
Plotten der Gegenwart I bl. 43). De genietroepen in Pruissen ge
nieten die eer sedert 1861. De vaandels werden aan deze korpsen