370 kundig Indisch cartograaf (in de Mil. Speet, en in de N. Rott. CDt.) werd dit vermoeden geopperd. Hoe groot ook mijne voldoening zoude zijn, indien ik den kame raden op Atjeh of enkelen hunner door mijn werk een dienst bewezen had, ik heb mij daarmede geenszins gevleid; en eerlijk gezegd, geloof ik ook niet, dat het op mijn weg ligt om te zorgen, dat de troepenmacht te Atjeh tijdig van bruikbare kaarten voorzien wordt; mijn plan was slechts „om eene kaart te leveren, die alleen het groote publiek" doch daaronder ook ons officieren hier in Holland van beide legers, wien het wel en wee daar ginds aan Sumatra's Noord punt ter harte gaat, „in staat moest stellen, ook eens een kijkje in Atjeh te nemen." (blz, 67). De titel mijner kaart bevredigde onnoodig haast, dit te zeggen het Ministerie van Koloniën, ook zonder vermelding der bronnen dan onder den naam yan „nieuwste gegevens"; zelfs een niet-carto graaf weet toch wie die gegevens verstrekt. Hartgrondig spijt het mij, niet te hebben kunnen vermoeden, dat er personen zouden zijn, die in plaats van samengesteld naar de nieuwste gegevenshet woord gecompileerdhebben geëischt. 't Is waar, de ballisticus, die het ladehout gaat bekijken om trefkans en indringiDgsvermogen te be rekenen, zal zich kunnen voorstellen, dat men een droom over het terrein van Atjeh langs photolithographischen weg reproduceert. Dat zou dan samenstellengeweest zijo. Het is mij nu duidelijk; doch tot mijne verontschuldiging voer ik aan, dat ik, alvorens de critiek van den Indischen cartograaf gelezen te hebben, nog geen vermoeden had, dat er dergelijke kaart-specialiteiten bestonden. Slotsom van het betoog des Indischen cartografen is: a. dat mijne kaart voor de militaire wereld al zeer weinig waarde heeft en b. dat de reproductie zeer inférieur zoude zijn. Onder a. wordt waarschijnlijk bedoeld, dat de topographische waarde gering is; want het is onmogelijk aan te nemen, dat het bezit van de kaart aan de officieren buiten het operatietooneel, in Holland en elders, (1) Eu uiteen schrijven uit Atjeh van zeer bevoegde zijde mag ik dit veilig opmaken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 383