371 voor het volgen der troepenbewegingen niet gewenscht zoude zijn. Maar dan de topographische waarde: Gaarne wil ik toegeven, dat er eene behoorlijke leerschool noodig is om tot opnemer in Indische terreinen gevormd te worden, hoewel ik het eene gewaagde bewering vind, als zoude er in terreinen als de Atjeh-vallei absoluut geene topographische waarde aan het werk van eenen Hollanschen opnemer te hechten zijn. Edoch, ik wil dit nog eene wijle aanuemen. Maar dan zal toch niemand het wagen, de stelling te verkondigen, dat iemand, die geen speciaal Indisch opnemer is, Indische kaarten niet zal kunnen beoordeelen. Welnu, ik ken mijzelf dat recht toe, èn op het gebied der topo- graphie èn op het gebied der reproductie. En nu tart ik iederen lezer van het Ind. Mil. Tijdschrift mij de volgende beweringen op deugdelijke gronden te weerleggen: (1) l6. Ik beweer, dat de topographische waarde mijner kaart op 1:40.000 niet slechts relatief, maar ook absoluut hooger is, dan die der aanvullingsbladen op tweemaal grooter schaal, waarop de troepen moesten ageeren. 26. Ik beweer, dat de topographische waarde mijner kaart op 1:40.000 hooger staat dan die van de kaart op 1:40.000, in 1894 aan het Topographisch Bureau te Batavia uitgegeven. In de overtuiging dat ik hier niet alleen tot Indische (deukende) cartografen spreek, zal ik dit punt eenigszins toelichten: a. De kaart van het Top. Bureau (1:40.000) geeft een moeiljjk overzicht over het terrein, doordat zij weinig oordeelkundig gekleurd is. Het heeft m. i. absoluut geen raison om kampongs door eene groene tint aan te geven en verder bedekt terrein ongekleurd te latendat maakt het gebruik van de kaart op het terrein bezwaarlijk. In dit euvel heb ik getracht zooveel mogelijk te voorzien. (1) Waar ik in het volgende mjj eenige beschouwingen over prodnoten van het Topographisch Bureau veroorloof, iets waartoe de Ind. cartograaf mij verplicht, daar wensch ik te beginnen met de pertinente verklaring af te leggen, dat deze in alle opzichten uitstekende inrichting verre boven mijn lof verheven is; welk oordeel trouwens aan de lezers van het I. M. T. voldoende bekend verondersteld mag worden. Nogmaals, mgne kaart werd niet voor terreinkaart vervaardigd; nu eohter een Ind. cartograaf zich geroepen gevoelt, waarom Dieu le sait, toch hare topographische waarde als zoodanig te gaan afbreken, ben iK verplicht tot het uitspreken van mjjn oordeel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 384