372 Volmondig wil ik erkennen, dat zulks mij misschien niet overal gelukt is, en er wel enkele suikerriettuinen zullen zijn, die weinig dekking opleveren en toch gekleurd zijn, doch niettemin houd ik vol, dat door de toepassing van dit beginsel de topographische waarde in hooge mate stijgt. b. Het kleuren van wegen en voetpaden verhoogt mede de topo graphische waarde ten zeerste; ik beschouw verkeerswegen als het skelet eener kaart. En nu doet zich het eigenaardige verschijnsel voor, dat zij in de Atjeh-kaart van het Topogr. Bureau (trou wens elders ook) niet alleen weinig sprekend zijn maar zelfs ter wille van de beschrijving voortdurend onderbroken worden. Zulks beschouw ik als groote topographische vergrijpen. Kan zoo iets misschien nog te vergeven zijn, waar geraden kan worden hoe de weg zal loopen, in twijfelachtige gevallen, inzonderheid bij wegen-knoopen zijn die topographische onjuistheden in de hoogste mate afkeureus-waardig. Wat b.v. te zeggen vau eene terreinvoorstelling, zooals die bij het knooppunt te Penjiratbij de wegen, welke door de beschrijving van Bidoek (verlaten), »an Lam Baroe (verlaten), van Abdoel Raoef, en«. verduisterd worden, gegeven is? Zal voorts het minder goed te volgen zijn van de tranches in de zoo vlakke sawahs der Atjeh-vallei (men bedenke, dat die tranches op de van het Topographisch Bureau toch in het geheel niet voor komen) aan de topographische waarde eenigermate afbreuk doen Dat van hoogtelijnen gesproken het wenschelijk zou zijn om de gewoonte van de afstanden te volgen, „wil de kaart als terreinkaart haren weg vinden" (blz. 65) had wel toegelicht mogen worden. Elk cartograaf, die dit werkelijk is, begrijpt dat bij deze reproductie methode, alweer rekening houdende met de elementen, het weg dekken der tusschen-tranches op de negatieven of wel het annulleeren en ophalen, zeer bezwaarlijk zou geweest zijndoch afgescheiden daarvan zou ik wel in gemoede de vraag willen stellen, welke kaart topographisch meer waarde bezit, eene die hoogtelijnen op 10, of eene welke die op 20 Meter afstand bezit? Is de criticus,in zijn snedig: „Wat een duidelijkheid voor het practisch gebruik tot het bepalen van hoogten en hellingen" (blz. 66), ook veldsol- daat? En hoe staat het met de duidelijkheid in de aanvullingsbladen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 385