376
nu naar de eischen, die gij aan een van Dyck stelt! Dan bevindt
gij U op het standpunt van „een Indisch cartograaf".
Mochten er voorts wat ik niet zoude denken onder de lezers
van de besproken critiek personen gevonden worden, bij wie de te recht
hooggeprezen naam van de firma J. Smulders Co zoude tinen,
zoo gevoel ik mij verplicht hier openlijk mede te deelen, dat naast
„oen Indisch cartograaf" zoo vele beoordeelingen staan (op het gebied
der reproductie) van bekende en kundige personen, waaronder velen
van het N. I, Leger, verder mannen als Dr. H. Blink (Vragen v. d.
Dag No. 12 van 1897), Justus PerthesGeograph. Anstalt in Gotha,
the Royal Geographical Society in London, la Société de Géographie
in Parijs, en vele Nederl. tijdschriften en dagbladen welke der
Firma unaniem den welverdienden lof toekennen.
En dan ten slotte nog dit:
Ik stel er prijs op in het orgaan van het N. I. Leger te ver
klaren, dat ik mijne kaart vervaardigde eenig en alleen met het
doel om ten algemeenen nutte werkzaam te zijn; om mogelijk te
maken dat belangstellenden de operatiën van dat leger, tot ons aller
heil gevoerd, zouden kunnen volgenom zoo mogelijk belangstelling
aan te kweeken, ook daar waar die dikwerf helaas nog zoo
luttel is.
Zijn er personen, voor wie op grond van een individueel standpunt
de horizon zoo akelig eng begrensd is, dat ze mij een critiek voor
e voeten werpen, zoo onheusch als die op blz. 62 ev.; acht eene
Redactie zich gerechtvaardigd mij het gebruik van onwettige middelen
en het stichten van veel kwaad toe te schrijven in een artikel,
dat zij mij niet eens toezendt, zulks doet mij van harte leed; toch
zal ik, waar mijne zwakke krachten mij dit mogelijk maken en
niemand is meer dan ik zelf van de onvolmaaktheid van mijn werk
doordrongen nimmer nalaten, trots zulke verguizing van enkelen, in
het algemeen belang werkzaam te zijn en getrouw te blijven aan den
tselregel fais ce qui doit, advienne que pourra".
Mag ik met een wensch besluiten, dan is het deze: dat het den
Indischen cartografen moge gegeven zijn, om in het belang der ope
ratiën en van hen wien die operatiën ter harte gaan, steeds te rechter