390
De militaire maatschappij kent drie klassenden officierstand, den onder
officierstand, de mindere militairen. De spoorwegen kennen ook drie
klassen. De indeeling ligt dus voor de hand. De generaal en de
luitenant zijn samen in dienst, op het kantoor, in gezelschap, in de
sociëteit, alleen de spoorweg scheidt hen en hunne huisgezinnen. De
onderofficier is in de kazerne, in gezelschap, in de kantine van den
soldaat gescheiden, alleen de spoorweg brengt hen samen, en niet voor
een paar uren ook! De reis van Batavia tot Semarang is 6 militaire
spoordagen, die tot Soerabaja 8. Door den grooteren maatschappelijken
afstand, waarop de Europeesche onderofficieren in Indië van de reizigers
der minste klasse staan, bestaan hier meer reden hen 2(le klasse te laten
reizen dan in Nederland.
Voor de niet - militaire reizigers bestaat eene verdeeling over de
spoorwegklassen naar hun traktement, de maatstaf die voor hen geldt
is voor de militairen niet toegepast, maar de indeeling, die daarvoor in
de plaats is gesteld, heeft de grenzen tusschen de militairen onderling
en in verhouding tot de niet-militaire medereizigers verkeerd getrokken.
Geen maatstaf kan hier recht van bestaan hebben, die voor de spoor-
wegreizen uit elkander doet gaan wat in dienst en samenleving is
vereenigd en samenbrengt wat daar gescheiden is.
Si Anoe.
Het in te voeren Schietreglement met aanhangsel" voor het geiveer M. 95.
Nu het hier bekend werd, dat eene commissie in Indië zich bezig
houdt met de samenstelling van een Keglement voor de Schietoefeningen
met het geweer van 6.5 m.M., hetwelk ongetwijfeld zal worden verrijkt
met een z.g. Aanhangsel ten dienste van de officieren (c. q. onder
officieren) achten wij het juiste oogenblik gekomen, om de aandacht der
bevoegde autoriteit te vestigen op het groote verschil tusschen den
inhoud van het Aanhangsel van 1888 en dat van 1892.
In laatstgenoemd aanhangsel is veel weggelaten, wat niet overtollig
is, ook wel een enkele leemte in dat van 1888 aangevuld.
Ik meen echter niet te veel te zeggen, als ik beweer, dat de meeste
belanghebbenden van oordeel zijn, dat het eerstgenoemde, zoowel wat
de behandelde stof als wat de doelmatigheid en uitgebreidheid van de
bijgevoegde tabellen betreft, ver boven het tweede verheven is te achten.
Ongetwijfeld zullen zij hopen, dat het „Aanhangsel", thans in staat
van wording, het meest moge gelijken op dat van 1888, dat het verder
in zich vereenigen moge het goede, dat in de voorschriften van 1888 en
1892 is te vinden, en dat het die voorschriften, kan het zijn, over
treffen moge.
Wij drukken dan ook den hartgrondigen wensch uit, dat het het
Legerbestuur moge behagen dien leidraad hij de bestudeering en het gebruik