402 Met de leiding van het onderwijs aan de gedetacheerde onderoffi cieren bij het 7® bataljon Infanterie werd de tweede luitenant H. L. Veenhuyzen belast. De aldus tot stand gebrachte opleiding voor den officiersrang te Meester-Cornelis begon op zéér bescheiden voet en werd door het leger spoedig onderofficierscursus genoemd. Later werd deze cursus onderofficiersschool getiteld. Het denkbeeld, dat de onderofficier der Infanterie, die officier wilde worden, dit doel alleen kon bereiken langs den weg der onderofficiersschool, berust op eene dwaling. Even als vroeger bleef de gelegenheid bestaan om het officiersexamen van het korps af te leggen, waarbij de onderofficier diende. Dat deze weg om den officiersrang te bereiken de moeilijkste werd, behoeft niet aangetoond te worden. De onderofficiersschool trad 1 October 1852 in werking. De com mandant van het 7® bataljon wees voor het logies der onderoffi cieren een der localen aan van het tegenwoordige steenen kampement en wel het gedeelte, gelegen binnen de enceinte der kazerne. Daar vond men ook de leerzalen der onderofficieren. Deze werden êlèves genoemd; zij werden in betaling en voeding gebracht bij een der compagnieën van het korps en ontvingen de gewone wapening en kazerneering. In de door hen te betrekken chambrées werden eeni- ge kleine wijzigingen gemaakt. Ten aanzien van het onderwijs en de politie werden door den korpscommandant eenige bepalingen van huishoudelijken aard gemaakt. Het schoolmeubilair werd bekostigd uit de voor het leger toegestane schoolgelden. Veel werd daaraan niet besteed; men moest zich voorloopig trachten te redden. De tweede luitenant Veenhuyzen, die als onderwijzer optrad, werd in structeur genoemd. Reeds vóór dat de school in werking trad, had de commandant der 1® militaire afdeeling op Java het legerbestuur betoogd, dat een instructeur op 30 k 35 élèves te weinig was; doch de Leger commandant antwoordde, dat van eene beschikbaarstelling van meer instructeurs hoewel de wenschelijkheid daarvan beaamd werd voorloopig geen sprake kon zjjn, omdat in het voorstel van het legerbestuur aan den Gouverneur-Generaal betreffende de school te Meester-Cornelis slechts van een instructeur was gewag gemaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 415