405 vulling uit Nederland of door een voldoend aantal onderofficieren in Indië. Uit dien hoofde werd de bestendiging van de bovenbedoelde regeling dringend noodzakelijk geacht, vooral wanneer eerlang de nieuwe bepalingen op de officiersexamens mochten ingevoerd worden, ten einde in het belang van den dienst aan de aanstaande officieren eene betere wetenschappelijke opleiding te kunnen geven. De Gou verneur-Generaal verzocht tegen ultimo Juni 1853 een nader rapport van den Legercommandant. In dit rapport werd wederom gewezen op de goede wijze, waarop het onderwijs was gegeven, zoodat reeds 15 onderofficieren het officiersexamen hadden afgelegd en 11 op ultimo Juni 1853 bezig waren, dat examen af te leggen. Het aantal ontbrekende tweede luitenants bedroeg toen nog 19, die, zooals de ondervinding geleerd had, niet konden aangevuld worden door bij de verschillende korpsen van het wapen voor den officiersrang op geleide onderofficieren. De uitkomsten van den bij Gouvernements besluit van September 1852 getroffen maatregel waren tot dusver goed te noemen, zoodat de Legercommandant den Gouverneur-Generaal in overweging gaf, dien maatregel te doen bestendigen. In dat voorstel werd tevens de tweede luitenant Yeenhuyzen voor eene gratificatie van 225 in aanmerking gebracht, waarop door de Indische regeering gunstig werd beschikt. "Wat het voorstel van den Legercommandant betrof om de onder- officiersschool te Meester-Oornelis te doen blijven bestaan, dit zou aan de beslissing van den Minister van Koloniën worden onderworpen, die natuurlijk op de hoogte was gesteld van de in Indië voor de aanvulling van het officierskorps der Infanterie genomen buitengewone maatregelen, waaraan de Minister later zijne goedkeuring hechtte, zoodat de machtiging van het Opperbestuur ontvangen werd om meer- genoemden maatregel voorloopig in werking te doen blijven, mits de daaruit voortvloeiende kosten uit de gewone fondsen der militaire begrooting werden bestreden. In 1854 verlangde de Indische regeering weder een gedetailleerd rapport met beschouwingen en voorstellen van het legerbestuur. De gegevens daarvoor werden natuurlijk van den commandant der le militaire afdeeling op Java ontvangen, die zijne voorstellen baseerde op het gedetailleerde rapport van den com mandant van het 7e bataljon Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 418